Werbung
 Übersetzung für 'etw.' von Deutsch nach Niederländisch
iem./iets kwamjd./etw. kam
52
iets betekentetw. bedeutet
16
iem./iets wasjd./etw. war
10
iem./iets isjd./etw. ist
6
iem./iets maaktejd./etw. machte
5
iets eindigtetw. endet
3
iem./iets verscheenjdm./etw. erschien
3
iem./iets veroorzaaktejd./etw. verursachte
2
iem./iets belemmerdejd./etw. hemmte
iem./iets zorgtjd./etw. sorgt
Verben
iets missen {verb} [niet bereiken]etw.Akk. verpassen
103
iets beloven {verb}etw. versprechen
79
iem./iets veranderen {verb} [wijzigen]jdn./etw. verändern
70
iets verklaren {verb}etw. erklären
69
iets eisen {verb}etw.Akk. fordern
68
iets uitspreken {verb}etw. aussprechen
65
iets onthouden {verb} [niet vergeten]etw. behalten [im Gedächtnis]
62
gastr.
iets proeven {verb}
etw.Akk. kosten [probieren] [Essen]
59
iets uitleggen {verb} [verklaren]etw. erklären
58
iets verkennen {verb}etw. erkunden
58
iets toevoegen {verb}etw.Akk. hinzufügen
56
iets proberen {verb}etw.Akk. probieren
54
iets bepalen {verb}etw. bestimmen
54
iets onderstrepen {verb} [ook fig.]etw. unterstreichen [auch fig.]
54
iets afsluiten {verb} [kamer, kast, boeken, verzekering]etw. abschließen
51
iets beseffen {verb} [inzien]etw. einsehen [erkennen]
50
iets opleveren {verb}etw. ergeben
50
iets beweren {verb}etw.Akk. behaupten
49
iets meemaken {verb} [beleven]etw. erleben
47
iets vastleggen {verb}etw. festlegen
46
iets pakken {verb} [houden, grijpen]etw. packen [ergreifen]
46
iets huren {verb}etw.Akk. leihen [mieten]
44
iem./iets aangeven {verb}jdn./etw. anzeigen
43
iets ruilen {verb}etw.Akk. tauschen
39
iets verklaren {verb} [duidelijk maken]etw. aufklären
39
iets opleveren {verb}etw. liefern [ergeben]
39
iets uitzoeken {verb}etw. untersuchen
39
iets versterken {verb}etw.Akk. verstärken
37
iets bevatten {verb} [inhouden]etw. enthalten
35
iets huren {verb}etw.Akk. mieten
34
sport
iets onderbinden {verb}
etw. anschnallen [Ski]
33
iets rammelen {verb} [schudden]etw. rütteln
33
iets vernielen {verb}etw. zerstören
33
iem./iets ontvangen {verb}jdn./etw. empfangen
33
iem./iets vrezen {verb}jdn./etw. fürchten
32
iets snappen {verb} [begrijpen]etw. begreifen
31
iets proberen {verb}etw. versuchen
30
iets opslaan {verb} [bewaren] [ook computergegevens]etw. speichern
29
iets wassen {verb}etw. waschen
29
iem./iets verstoppen {verb}jdn./etw. verstecken
29
kled.
iets aanpassen {verb}
etw. anprobieren
28
iem./iets vernietigen {verb} [vernielen]jdn./etw. zerstören
28
(iets) volhouden {verb} [doorgaan](etw.) durchhalten
27
iets beperken {verb}etw. beschränken
27
iets benadrukken {verb}etw. betonen [hervorheben]
26
iets waarderen {verb} [op prijs stellen]etw. wertschätzen
26
iets halen {verb} [erreichen]etw. schaffen
25
iets verbieden {verb}etw. verbieten
25
iets plegen {verb}etw. verüben
24
bot.zoöl.
iets kweken {verb}
etw. züchten
24
iets schrappen {verb} [doorstrepen]etw. streichen [durchstreichen]
23
iets inhouden {verb} [bevatten]etw. beinhalten
20
iem./iets missen {verb} [m.b.t. afwezigheid]jdn./etw. vermissen
20
iets besluiten {verb}etw. beschließen
19
iets beseffen {verb} [inzien]etw. erkennen [einsehen]
19
iem./iets afhalen {verb} [ergens gaan halen]jdn./etw. abholen
19
iem./iets chanteren {verb}jdn./etw. erpressen
19
dichtdoen iets {verb}etw.Akk. zumachen [ugs.]
18
iets beheren {verb}etw. verwalten
18
iets ontvangen {verb}etw. bekommen [empfangen]
17
iets beseffen {verb} [zich bewust zijn]etw. erfassen [wahrnehmen, begreifen]
17
iets vereisen {verb}etw. erfordern
17
iets bepalen {verb}etw. festlegen
17
comput.
iets wissen {verb}
etw. löschen
17
iem./iets ophalen {verb} [afhalen]jdn./etw. abholen
17
iets aanmoedigen {verb} [stimuleren]etw. fördern [Vorschub leisten]
16
iets achterhalen {verb}etw. herausfinden
16
iets opzeggen {verb} [afzeggen]etw. kündigen
16
iets versoepelen {verb}etw. lockern [Regelung, Gesetzgebung etc.]
16
iets afmaken {verb} [voltooien]etw. vollenden
16
iem./iets bestrijden {verb}jdn./etw. bekämpfen
16
iem./iets wreken {verb}jdn./etw. rächen
16
transp.
iem./iets vervoeren {verb}
jdn./etw. transportieren
16
iets afkeuren {verb} [plan enz.]etw. ablehnen [Plan etc.]
15
iets uitvoeren {verb}etw. ausführen
15
iets vergaren {verb}etw. sammeln [anhäufen, zusammenbringen]
15
iets verbeteren {verb}etw. verbessern
15
iets verpesten {verb} [fig.]etw. verderben [Stimmung, Verhalten etc.]
15
iets versturen {verb}etw. verschicken
15
iets verschuiven {verb}etw. verschieben
15
iem./iets beïnvloeden {verb}jdn./etw. beeinflussen
15
iem./iets aanraden {verb}jdn./etw. empfehlen
15
iem./iets minachten {verb}jdn./etw. verachten
15
iets verzinnen {verb}etw. ersinnen [geh.]
14
iets ruilen {verb} [omruilen]etw. umtauschen
14
iets voltooien {verb}etw. vollenden
14
iem./iets begroeten {verb}jdn./etw. begrüßen
14
iem./iets verminken {verb}jdn./etw. verstümmeln
14
iem./iets bevorderen {verb} [vooruithelpen]jdn./etw. voranbringen
14
iets ontwikkelen {verb}etw.Akk. entwickeln
13
Neue Wörterbuch-Abfrage: Einfach jetzt tippen!

Übersetzung für 'etw.' von Deutsch nach Niederländisch

jd./etw. kam
iem./iets kwam
etw. bedeutet
iets betekent
Werbung
jd./etw. war
iem./iets was
jd./etw. ist
iem./iets is
jd./etw. machte
iem./iets maakte
etw. endet
iets eindigt
jdm./etw. erschien
iem./iets verscheen
jd./etw. verursachte
iem./iets veroorzaakte
jd./etw. hemmte
iem./iets belemmerde
jd./etw. sorgt
iem./iets zorgt

etw.Akk. verpassen
iets missen {verb} [niet bereiken]
etw. versprechen
iets beloven {verb}
jdn./etw. verändern
iem./iets veranderen {verb} [wijzigen]
etw. erklären
iets verklaren {verb}

iets uitleggen {verb} [verklaren]
etw.Akk. fordern
iets eisen {verb}
etw. aussprechen
iets uitspreken {verb}
etw. behalten [im Gedächtnis]
iets onthouden {verb} [niet vergeten]
etw.Akk. kosten [probieren] [Essen]
iets proeven {verb}gastr.
etw. erkunden
iets verkennen {verb}
etw.Akk. hinzufügen
iets toevoegen {verb}
etw.Akk. probieren
iets proberen {verb}
etw. bestimmen
iets bepalen {verb}
etw. unterstreichen [auch fig.]
iets onderstrepen {verb} [ook fig.]
etw. abschließen
iets afsluiten {verb} [kamer, kast, boeken, verzekering]
etw. einsehen [erkennen]
iets beseffen {verb} [inzien]
etw. ergeben
iets opleveren {verb}
etw.Akk. behaupten
iets beweren {verb}
etw. erleben
iets meemaken {verb} [beleven]
etw. festlegen
iets vastleggen {verb}

iets bepalen {verb}
etw. packen [ergreifen]
iets pakken {verb} [houden, grijpen]
etw.Akk. leihen [mieten]
iets huren {verb}
jdn./etw. anzeigen
iem./iets aangeven {verb}
etw.Akk. tauschen
iets ruilen {verb}
etw. aufklären
iets verklaren {verb} [duidelijk maken]
etw. liefern [ergeben]
iets opleveren {verb}
etw. untersuchen
iets uitzoeken {verb}
etw.Akk. verstärken
iets versterken {verb}
etw. enthalten
iets bevatten {verb} [inhouden]
etw.Akk. mieten
iets huren {verb}
etw. anschnallen [Ski]
iets onderbinden {verb}sport
etw. rütteln
iets rammelen {verb} [schudden]
etw. zerstören
iets vernielen {verb}
jdn./etw. empfangen
iem./iets ontvangen {verb}
jdn./etw. fürchten
iem./iets vrezen {verb}
etw. begreifen
iets snappen {verb} [begrijpen]
etw. versuchen
iets proberen {verb}
etw. speichern
iets opslaan {verb} [bewaren] [ook computergegevens]
etw. waschen
iets wassen {verb}
jdn./etw. verstecken
iem./iets verstoppen {verb}
etw. anprobieren
iets aanpassen {verb}kled.
jdn./etw. zerstören
iem./iets vernietigen {verb} [vernielen]
(etw.) durchhalten
(iets) volhouden {verb} [doorgaan]
etw. beschränken
iets beperken {verb}
etw. betonen [hervorheben]
iets benadrukken {verb}
etw. wertschätzen
iets waarderen {verb} [op prijs stellen]
etw. schaffen
iets halen {verb} [erreichen]
etw. verbieten
iets verbieden {verb}
etw. verüben
iets plegen {verb}
etw. züchten
iets kweken {verb}bot.zoöl.
etw. streichen [durchstreichen]
iets schrappen {verb} [doorstrepen]
etw. beinhalten
iets inhouden {verb} [bevatten]
jdn./etw. vermissen
iem./iets missen {verb} [m.b.t. afwezigheid]
etw. beschließen
iets besluiten {verb}
etw. erkennen [einsehen]
iets beseffen {verb} [inzien]
jdn./etw. abholen
iem./iets afhalen {verb} [ergens gaan halen]

iem./iets ophalen {verb} [afhalen]
jdn./etw. erpressen
iem./iets chanteren {verb}
etw.Akk. zumachen [ugs.]
dichtdoen iets {verb}
etw. verwalten
iets beheren {verb}
etw. bekommen [empfangen]
iets ontvangen {verb}
etw. erfassen [wahrnehmen, begreifen]
iets beseffen {verb} [zich bewust zijn]
etw. erfordern
iets vereisen {verb}
etw. löschen
iets wissen {verb}comput.
etw. fördern [Vorschub leisten]
iets aanmoedigen {verb} [stimuleren]
etw. herausfinden
iets achterhalen {verb}
etw. kündigen
iets opzeggen {verb} [afzeggen]
etw. lockern [Regelung, Gesetzgebung etc.]
iets versoepelen {verb}
etw. vollenden
iets afmaken {verb} [voltooien]

iets voltooien {verb}
jdn./etw. bekämpfen
iem./iets bestrijden {verb}
jdn./etw. rächen
iem./iets wreken {verb}
jdn./etw. transportieren
iem./iets vervoeren {verb}transp.
etw. ablehnen [Plan etc.]
iets afkeuren {verb} [plan enz.]
etw. ausführen
iets uitvoeren {verb}
etw. sammeln [anhäufen, zusammenbringen]
iets vergaren {verb}
etw. verbessern
iets verbeteren {verb}
etw. verderben [Stimmung, Verhalten etc.]
iets verpesten {verb} [fig.]
etw. verschicken
iets versturen {verb}
etw. verschieben
iets verschuiven {verb}
jdn./etw. beeinflussen
iem./iets beïnvloeden {verb}
jdn./etw. empfehlen
iem./iets aanraden {verb}
jdn./etw. verachten
iem./iets minachten {verb}
etw. ersinnen [geh.]
iets verzinnen {verb}
etw. umtauschen
iets ruilen {verb} [omruilen]
jdn./etw. begrüßen
iem./iets begroeten {verb}
jdn./etw. verstümmeln
iem./iets verminken {verb}
jdn./etw. voranbringen
iem./iets bevorderen {verb} [vooruithelpen]
etw.Akk. entwickeln
iets ontwikkelen {verb}
Werbung
© dict.cc Dutch-German dictionary 2024
Enthält Übersetzungen von der TU Chemnitz sowie aus Mr Honey's Business Dictionary (nur Englisch/Deutsch).
Links auf das Wörterbuch oder auch auf einzelne Übersetzungen sind immer herzlich willkommen!