Werbung
 Übersetzung für 'haben etw. zu tun' von Deutsch nach Niederländisch
met iets te maken hebben {verb}mit etw. zu tun haben
5+ Wörter
de eer hebben iets te doen {verb}die Ehre haben, etw. zu tun
zeg.
ergens tegenaan zitten kijken {verb}
nicht den Mut haben (etw. zu tun)
Teiltreffer
nog heel wat voor de boeg hebben {verb} [idioom]noch viel zu tun haben
iets plegen {verb} [verouderd] [vaak doen]etw. zu tun pflegen
iets aandurven {verb}sich trauen, etw. zu tun
popelen om iets te doen {verb}darauf brennen, etw. zu tun
iem. ertoe brengen iets te doen {verb}jdn. veranlassen, etw. zu tun
niet te beroerd zijn om iets te doen {verb}nicht abgeneigt sein, etw. zu tun
op het punt staan iets te doen {verb}im Begriff sein etw. zu tun
met het idee spelen om iets te doen {verb}mit der Idee spielen, etw. zu tun
op iets terechtkunnen {verb} [toegang hebben]zu etw. Zutritt haben
een andere kijk op iets hebben {verb}zu etw. eine andere Auffassung haben
onder verdenking staan (van iets) {verb}unter Verdacht stehen (etw. getan zu haben)
verdacht worden (van iets) {verb}unter Verdacht stehen (etw. getan zu haben)
Er is veel werk aan de winkel. [idioom]Es gibt viel zu tun.
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]einen Sparren zu viel haben [ugs.]
zeg.
een eitje met iem. te pellen hebben {verb}
mit jdm. ein Hühnchen zu rupfen haben
zeg.
een appeltje met iem. te schillen hebben {verb}
mit jdm. ein Hühnchen zu rupfen haben
iets niet expres doen {verb}etw. nicht absichtlich tun
iets uitmaken {verb}etw. dagegen haben
iets op tegen hebben {verb}etw. dagegen haben
geabonneerd zijn op iets {verb}etw. abonniert haben
23 Übersetzungen
Neue Wörterbuch-Abfrage: Einfach jetzt tippen!

Übersetzung für 'haben etw. zu tun' von Deutsch nach Niederländisch

mit etw. zu tun haben
met iets te maken hebben {verb}

die Ehre haben, etw. zu tun
de eer hebben iets te doen {verb}
Werbung
nicht den Mut haben (etw. zu tun)
ergens tegenaan zitten kijken {verb}zeg.

noch viel zu tun haben
nog heel wat voor de boeg hebben {verb} [idioom]
etw. zu tun pflegen
iets plegen {verb} [verouderd] [vaak doen]
sich trauen, etw. zu tun
iets aandurven {verb}
darauf brennen, etw. zu tun
popelen om iets te doen {verb}
jdn. veranlassen, etw. zu tun
iem. ertoe brengen iets te doen {verb}
nicht abgeneigt sein, etw. zu tun
niet te beroerd zijn om iets te doen {verb}
im Begriff sein etw. zu tun
op het punt staan iets te doen {verb}
mit der Idee spielen, etw. zu tun
met het idee spelen om iets te doen {verb}
zu etw. Zutritt haben
op iets terechtkunnen {verb} [toegang hebben]
zu etw. eine andere Auffassung haben
een andere kijk op iets hebben {verb}
unter Verdacht stehen (etw. getan zu haben)
onder verdenking staan (van iets) {verb}

verdacht worden (van iets) {verb}
Es gibt viel zu tun.
Er is veel werk aan de winkel. [idioom]
einen Sparren zu viel haben [ugs.]
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]
mit jdm. ein Hühnchen zu rupfen haben
een eitje met iem. te pellen hebben {verb}zeg.

een appeltje met iem. te schillen hebben {verb}zeg.
etw. nicht absichtlich tun
iets niet expres doen {verb}
etw. dagegen haben
iets uitmaken {verb}

iets op tegen hebben {verb}
etw. abonniert haben
geabonneerd zijn op iets {verb}
Werbung
© dict.cc Dutch-German dictionary 2024
Enthält Übersetzungen von der TU Chemnitz sowie aus Mr Honey's Business Dictionary (nur Englisch/Deutsch).
Links auf das Wörterbuch oder auch auf einzelne Übersetzungen sind immer herzlich willkommen!