dict.cc Deutsch-Niederländisch-Wörterbuch - Buchstabe I

« zurück | weiter »

Seite 1 von 15 für den Buchstaben I im Deutsch-Niederländisch-Wörterbuch ⇄

« ⇄ »

Seite 1/15 für I

iahen [Esel]: balkenzoöl.
iberisch: Iberischgeogr.
Iberische Geburtshelferkröte {f}: Iberische vroedmeesterpad {de} [Alytes cisternasii]zoöl.T
Spaanse vroedmeesterpad {de} [Alytes cisternasii]zoöl.T
Iberische Halbinsel {f}: Iberisch Schiereiland {het}geogr.
Iberischer Hase {m}: Iberische haas {de} [Lepus granatensis]zoöl.T
Iberischer Luchs {m}: Iberische lynx {de} [Lynx pardinus]zoöl.T
pardellos {de} [Lynx pardinus]zoöl.T
pardellynx {de} [Lynx pardinus]zoöl.T
Spaanse lynx {de} [Lynx pardinus]zoöl.T
Iberisches Meer {n}: Balearische Zee {de}geogr.
Iberische Zee {de}geogr.
Ibisschnabel {m}: ibissnavel {de} [Ibidorhyncha struthersii]vogelk.T
ich: ik
Ich auch.: Ik ook.
Ich beziehe mich auf ...: Ik heb het over ...
Ich bin aus Österreich.: Ik kom uit Oostenrijk.
Ich bin dran.: Het is mijn beurt.
Ich bin einen Kopf kleiner als er.: Ik ben een kop kleiner dan hij.
Ich bin einverstanden.: Ik ben akkoord.
Ich bin fast fertig.: Ik ben haast klaar.
Ich bin froh, Sie kennenzulernen.: Ik ben blij u te leren kennen.
Ich bin hungrig.: Ik heb honger.
Ich bin in den Niederlanden geboren und aufgewachsen.: Ik ben in Nederland geboren en getogen.
Ich bin krank.: Ik ben ziek.
Ich bin mir nicht sicher.: Ik ben er niet zeker.
Ich bin müde.: Ik ben moe.
Ich bin schon unterwegs!: Ik ben al onderweg!
ich bin sehr gespannt: ik ben zeer nieuwsgierig
Ich bin verkatert.: Ik heb een kater. [na alcoholgebruik]
Ich bin verwirrt.: Ik ben verward.
Ich denke, also bin ich.: Ik denk, dus ik ben. [Cogito, ergo sum.]filos.
Ik denk, dus ik besta. [Cogito, ergo sum.]filos.
Ich drücke dir die Daumen!: Ik duim voor je!zeg.
Ich fühle mich nicht so gut.: Ik voel me niet zo goed.
Ich gehe schlafen.: Ik ga slapen.
Ich glaube dir ohne weiteres.: Ik geloof je zonder meer.
Ich glaube nicht.: Ik denk het niet.
Ik denk van niet.
Ich glaube nur, was ich sehe.: Ik geloof alleen wat ik zie.
Ich glaube schon.: Ik denk van wel.
Ich hab die Faxen dicke. [ugs.]: Foert! [BN] [omg.]
Ich habe angefangen zu schwimmen.: Ik ben begonnen met zwemmen.
Ich habe das Geld überwiesen.: Ik heb het geld overgemaakt.fin.
Ich habe die Faxen dicke! [ugs.]: Ik heb er genoeg van! [omg.]
Ich habe die Schnauze voll. [ugs.]: Ik ben het spuugzat.
Ich habe Durst.: Ik heb dorst.
Ich habe eine Idee.: Ik heb een idee.
Ich habe einen Kater.: Ik heb een kater.
Ich habe es eilig.: Ik ben gehaast.
Ich habe es satt!: Ik ben het zat! [omg.]
Ich habe es satt. [ugs.]: Ik ben het spuugzat.
ich habe etw. vergessen: ik ben iets vergeten
Ich habe kein Geld.: Ik heb geen geld.
Ich habe keine Ahnung.: Ik heb geen idee.
Ich habe keine Lust.: Ik heb geen zin.
Ich habe keine Zeit.: Ik heb geen tijd.
Ich habe Lust auf ein (leckeres) Eis.: Ik heb zin in een lekker ijsje.
Ich habe nur Augen für dich.: Ik heb alleen oog voor jou.
Ich habe schon Schlimmeres erlebt.: Ik heb wel voor hetere vuren gestaan. [zeg.]
Ich habe viel gelernt.: Ik heb veel geleerd.
Ich heiße ...: Ik heet ...
Ich interessiere mich nicht für Politik.: Ik interesseer me niet voor politiek.
Ich kann es nicht fassen.: Ik kan het niet geloven.
Ich kann es nicht glauben.: Ik kan het niet geloven.
Ich kann nicht hexen.: Ik kan niet heksen.
Ich kann nicht zaubern.: Ik kan niet heksen.
Ich kann nichts dafür.: Ik kan het niet helpen.
Ich komme aus ...: Ik kom uit ...
Ich komme zu dir.: Ik kom naar jou.
Ich lerne Niederländisch.: Ik ben Nederlands aan het leren.
Ich liebe dich.: Ik hou van je.
Ich liebe Dich.: Ik hou van jou.
Ich mache kein Auge zu!: Ik doe geen oog dicht!zeg.
Ich mag dich.: Ik mag je.
Ik vind je leuk
Ik vind je lief.
Ich meine ... [Ich beziehe mich auf ...]: Ik heb het over ...
Ich meine mich zu erinnern, dass ...: Ik meen me te herinneren dat ...
Ich möchte gerne ...: Ik wil graag ...
Ich möchte gerne bezahlen.: Ik wil graag betalen.reisw.
Ich passe!: Ik pas!
Ich scherze nur.: Geintje!
Ich spreche kein Deutsch.: Ik spreek geen Duits.
Ich spreche von ... [Ich beziehe mich auf ...]: Ik heb het over ...
Ich vermisse dich.: Ik mis je.
Ich verstehe es nicht.: Ik begrijp het niet.
Ich verstehe nur Bahnhof.: Ik snap er geen bal van.zeg.
Ik snap er geen jota van.zeg.
Ich versuche es noch einmal.: Ik probeer het nog een keer.
Ich weiß es nicht.: Ik weet het niet.
Ich werde einmal / mal nachsehen.: Ik zal even kijken.
Ich werde es ihm sagen.: Ik zal het tegen hem zeggen.
Ich werde ihn fragen.: Ik zal het aan hem vragen.
ich würde: ik zou
Ichthyologe {m}: ichtyoloog {de}viswerkweten.
Ichthyologie {f} [Wissenschaft der Fische]: ichtyologie {de}visweten.zoöl.
Icon {n}: icoon {de}comput.
Idaho {n} [US-Bundesstaat]: Idaho {het} [staat van de Verenigde Staten]geogr.
ideal: ideaal

« ⇄ »

Seite 1/15 für I

nach oben

neue Suche

zoöl. iahen `[Esel]`	balken
geogr. iberisch	Iberisch
zoöl.T Iberische Geburtshelferkröte `{f}`	Iberische vroedmeesterpad `{de}` `[Alytes cisternasii]`
zoöl.T Iberische Geburtshelferkröte `{f}`	Spaanse vroedmeesterpad `{de}` `[Alytes cisternasii]`
geogr. Iberische Halbinsel `{f}`	Iberisch Schiereiland `{het}`
zoöl.T Iberischer Hase `{m}`	Iberische haas `{de}` `[Lepus granatensis]`
zoöl.T Iberischer Luchs `{m}`	Iberische lynx `{de}` `[Lynx pardinus]`
zoöl.T Iberischer Luchs `{m}`	pardellos `{de}` `[Lynx pardinus]`
zoöl.T Iberischer Luchs `{m}`	pardellynx `{de}` `[Lynx pardinus]`
zoöl.T Iberischer Luchs `{m}`	Spaanse lynx `{de}` `[Lynx pardinus]`
geogr. Iberisches Meer `{n}`	Balearische Zee `{de}`
geogr. Iberisches Meer `{n}`	Iberische Zee `{de}`
vogelk.T Ibisschnabel `{m}`	ibissnavel `{de}` `[Ibidorhyncha struthersii]`
ich	ik
Ich auch.	Ik ook.
Ich beziehe mich auf ...	Ik heb het over ...
Ich bin aus Österreich.	Ik kom uit Oostenrijk.
Ich bin dran.	Het is mijn beurt.
Ich bin einen Kopf kleiner als er.	Ik ben een kop kleiner dan hij.
Ich bin einverstanden.	Ik ben akkoord.
Ich bin fast fertig.	Ik ben haast klaar.
Ich bin froh, Sie kennenzulernen.	Ik ben blij u te leren kennen.
Ich bin hungrig.	Ik heb honger.
Ich bin in den Niederlanden geboren und aufgewachsen.	Ik ben in Nederland geboren en getogen.
Ich bin krank.	Ik ben ziek.
Ich bin mir nicht sicher.	Ik ben er niet zeker.
Ich bin müde.	Ik ben moe.
Ich bin schon unterwegs!	Ik ben al onderweg!
ich bin sehr gespannt	ik ben zeer nieuwsgierig
Ich bin verkatert.	Ik heb een kater. `[na alcoholgebruik]`
Ich bin verwirrt.	Ik ben verward.
filos. Ich denke, also bin ich.	Ik denk, dus ik ben. `[Cogito, ergo sum.]`
filos. Ich denke, also bin ich.	Ik denk, dus ik besta. `[Cogito, ergo sum.]`
zeg. Ich drücke dir die Daumen!	Ik duim voor je!
Ich fühle mich nicht so gut.	Ik voel me niet zo goed.
Ich gehe schlafen.	Ik ga slapen.
Ich glaube dir ohne weiteres.	Ik geloof je zonder meer.
Ich glaube nicht.	Ik denk het niet.
Ich glaube nicht.	Ik denk van niet.
Ich glaube nur, was ich sehe.	Ik geloof alleen wat ik zie.
Ich glaube schon.	Ik denk van wel.
Ich hab die Faxen dicke. `[ugs.]`	Foert! `[BN]` `[omg.]`
Ich habe angefangen zu schwimmen.	Ik ben begonnen met zwemmen.
fin. Ich habe das Geld überwiesen.	Ik heb het geld overgemaakt.
Ich habe die Faxen dicke! `[ugs.]`	Ik heb er genoeg van! `[omg.]`
Ich habe die Schnauze voll. `[ugs.]`	Ik ben het spuugzat.
Ich habe Durst.	Ik heb dorst.
Ich habe eine Idee.	Ik heb een idee.
Ich habe einen Kater.	Ik heb een kater.
Ich habe es eilig.	Ik ben gehaast.
Ich habe es satt!	Ik ben het zat! `[omg.]`
Ich habe es satt. `[ugs.]`	Ik ben het spuugzat.
ich habe etw. vergessen	ik ben iets vergeten
Ich habe kein Geld.	Ik heb geen geld.
Ich habe keine Ahnung.	Ik heb geen idee.
Ich habe keine Lust.	Ik heb geen zin.
Ich habe keine Zeit.	Ik heb geen tijd.
Ich habe Lust auf ein (leckeres) Eis.	Ik heb zin in een lekker ijsje.
Ich habe nur Augen für dich.	Ik heb alleen oog voor jou.
Ich habe schon Schlimmeres erlebt.	Ik heb wel voor hetere vuren gestaan. `[zeg.]`
Ich habe viel gelernt.	Ik heb veel geleerd.
Ich heiße ...	Ik heet ...
Ich interessiere mich nicht für Politik.	Ik interesseer me niet voor politiek.
Ich kann es nicht fassen.	Ik kan het niet geloven.
Ich kann es nicht glauben.	Ik kan het niet geloven.
Ich kann nicht hexen.	Ik kan niet heksen.
Ich kann nicht zaubern.	Ik kan niet heksen.
Ich kann nichts dafür.	Ik kan het niet helpen.
Ich komme aus ...	Ik kom uit ...
Ich komme zu dir.	Ik kom naar jou.
Ich lerne Niederländisch.	Ik ben Nederlands aan het leren.
Ich liebe dich.	Ik hou van je.
Ich liebe Dich.	Ik hou van jou.
zeg. Ich mache kein Auge zu!	Ik doe geen oog dicht!
Ich mag dich.	Ik mag je.
Ich mag dich.	Ik vind je leuk
Ich mag dich.	Ik vind je lief.
Ich meine ... `[Ich beziehe mich auf ...]`	Ik heb het over ...
Ich meine mich zu erinnern, dass ...	Ik meen me te herinneren dat ...
Ich möchte gerne ...	Ik wil graag ...
reisw. Ich möchte gerne bezahlen.	Ik wil graag betalen.
Ich passe!	Ik pas!
Ich scherze nur.	Geintje!
Ich spreche kein Deutsch.	Ik spreek geen Duits.
Ich spreche von ... `[Ich beziehe mich auf ...]`	Ik heb het over ...
Ich vermisse dich.	Ik mis je.
Ich verstehe es nicht.	Ik begrijp het niet.
zeg. Ich verstehe nur Bahnhof.	Ik snap er geen bal van.
zeg. Ich verstehe nur Bahnhof.	Ik snap er geen jota van.
Ich versuche es noch einmal.	Ik probeer het nog een keer.
Ich weiß es nicht.	Ik weet het niet.
Ich werde einmal / mal nachsehen.	Ik zal even kijken.
Ich werde es ihm sagen.	Ik zal het tegen hem zeggen.
Ich werde ihn fragen.	Ik zal het aan hem vragen.
ich würde	ik zou
viswerkweten. Ichthyologe `{m}`	ichtyoloog `{de}`
visweten.zoöl. Ichthyologie `{f}` `[Wissenschaft der Fische]`	ichtyologie `{de}`
comput. Icon `{n}`	icoon `{de}`
geogr. Idaho `{n}` `[US-Bundesstaat]`	Idaho `{het}` `[staat van de Verenigde Staten]`
ideal	ideaal

« zurück | weiter »

Seite 1 von 15 für den Buchstaben I im Deutsch-Niederländisch-Wörterbuch ⇄