Werbung
 ⇄SuchrichtungÜbersetzung für eine von Deutsch nach Niederländisch
PRON   einer | eine | eines | -
NOUN   das Eine / (ein) Eines | -
eeneine
5
eentje {pron}eine
4
eneeine
2 Wörter: Andere
efkes {adv} [BN]eine Weile
2 Wörter: Substantive
een hoop {de}eine Menge {f}
3 Wörter: Andere
een zware bevalling eine schwere Geburt [Redensweise in Süddeutschland]
geabonneerd zijn op een kranteine Zeitung beziehen
3 Wörter: Verben
binnendoor gaan {verb} [langs een afgekorte weg]eine Abkürzung nehmen
een toespeling maken {verb}eine Anspielung machen
speechen {verb}eine Ansprache halten
toespreken {verb} [speechen]eine Ansprache halten
een klacht indienen {verb}eine Beschwerde einreichen
een bom onschadelijk maken {verb}eine Bombe entschärfen
mil.wapens
een bom ontmantelen {verb}
eine Bombe entschärfen
een discussie uitlokken {verb}eine Diskussion entfachen
schaften {verb}eine Essenspause einlegen
een vlag zwaaien {verb}eine Fahne schwingen
verk.
carpoolen {verb}
eine Fahrgemeinschaft bilden
een gezin stichten {verb}eine Familie gründen
pol.
een gemeente besturen {verb}
eine Gemeinde verwalten
een kaars uitblazen {verb}eine Kerze ausblasen
recht
een klacht indienen {verb}
eine Klage einreichen
een jaar overdoen {verb}eine Klasse wiederholen
genees.
kuren {verb}
eine Kur machen
uitkomst bieden {verb}eine Lösung bieten
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]eine Meise haben [ugs.]
auto
pech krijgen {verb}
eine Panne haben
een pauze inlassen {verb}eine Pause einlegen
voor zijn examen slagen {verb}eine Prüfung bestehen
een raket lanceren {verb}eine Rakete starten
handel
een rekening opmaken {verb}
eine Rechnung erstellen
handel
een rekening opmaken {verb}
eine Rechnung machen
een factuur voor voldaan tekenen {verb}eine Rechnung quittieren
speechen {verb}eine Rede halten
toespreken {verb} [speechen]eine Rede halten
een reis maken {verb}eine Reise machen
een resolutie aannemen {verb}eine Resolution annehmen
ter zake doen {verb} [belangrijk zijn]eine Rolle spielen [fig.]
spellen
een beurt overslaan {verb}
eine Runde aussetzen
een blokje omgaan {verb}eine Runde drehen
een schuld voldoen {verb}eine Schuld begleichen
een schuld betalen {verb}eine Schuld begleichen
een schuld afdoen {verb}eine Schuld bezahlen
een schuld voldoen {verb}eine Schuld bezahlen
een schuld betalen {verb}eine Schuld bezahlen
een schuld aanzuiveren {verb}eine Schuld bezahlen
een schuld afdoen {verb}eine Schuld entrichten
een schuld voldoen {verb}eine Schuld entrichten
een schuld betalen {verb}eine Schuld entrichten
sms'en {verb}eine SMS versenden
taal.
een taal machtig zijn {verb}
eine Sprache beherrschen
taal.
een taal leren {verb}
eine Sprache erlernen
een stelling poneren {verb}eine These aufstellen
toeren {verb}eine Tour machen
een traan wegvegen {verb}eine Träne wegwischen
een deur openbreken {verb}eine Tür aufbrechen
een peiling houden {verb}eine Umfrage durchführen
een handtekening zetten {verb}eine Unterschrift leisten
een akte opmaken {verb}eine Urkunde ausfertigen
een akte opmaken {verb}eine Urkunde ausstellen
een afspraak maken {verb}eine Verabredung treffen
een akkoord bereiken {verb}eine Vereinbarung treffen
een keuze maken {verb}eine Wahl treffen
een weddenschap sluiten {verb}eine Wette abschließen
een sigaret opsteken {verb}eine Zigarette anzünden
zeg.
iem. de les lezen {verb}
jdm. eine Lehre erteilen
zeg.
iem. de les lezen {verb}
jdm. eine Lehrstunde erteilen
zeg.
iem. de les lezen {verb}
jdm. eine Lektion erteilen
3 Wörter: Substantive
een hele reeks {de}eine ganze Reihe {f}
een goede partij {de} [huwelijkspartner]eine gute Partie {f} [Ehepartner]
een handjevol {het} menseneine Handvoll {f} Menschen
een kwalijke zaak {de}eine schlimme Sache {f}
4 Wörter: Andere
een minuut voor tijd {adv}eine Minute vor Schluss
Ik heb een idee.Ich habe eine Idee.
zeg.
het roer moet om
Zeit für eine Kursänderung
4 Wörter: Verben
een rol spelen bij iets {verb}bei etw. eine Rolle spielen
een afwachtende houding aannemen {verb}eine abwartende Haltung einnehmen
zeg.
de boot afhouden {verb} [fig.] [afwachten]
eine abwartende Haltung einnehmen
een discussie aangaan over iets {verb}eine Diskussion über etw. anfangen
een vaste verkering hebben {verb} [vriendin]eine feste Freundin haben
zeg.
een goede beurt maken {verb}
eine gute Figur machen
een lans breken voor iem./iets {verb} [idioom]eine Lanze für jdn./etw. brechen [Idiom]
een bericht ontvangen hebben {verb}eine Nachricht empfangen haben
dimmen {verb} [omg.]eine ruhige Kugel schieben [ugs.]
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]eine Schraube locker haben
een kopje koffie drinken {verb}eine Tasse Kaffee trinken
een voorkeur voor iem./iets hebben {verb}eine Vorliebe für jdn./etw. haben
geabonneerd zijn op een krant {verb}eine Zeitung abonniert haben
iets op een spoel winden {verb}etw. auf eine Spule wickeln
iem. tot steun zijn {verb}jmd. eine Hilfe sein
een slag om de arm houden {verb} [idioom]sichDat. eine Hintertür offenhalten [Idiom]
een slag om de arm houden {verb} [idioom]sichDat. eine Hintertür offenlassen [Idiom]
een mening vormen {verb}sichDat. eine Meinung bilden
lichamelijk letsel oplopen {verb}sichDat. eine Verletzung zuziehen
4 Wörter: Substantive
abonnement {het} op een krantAbonnement {n} auf eine Zeitung
een wereld {de} op zichzelfeine Welt {f} für sich
5+ Wörter: Andere
zeg.
(zo) licht als een veertje {adv}
(so) leicht wie eine Feder
Dat is van voorbijgaande aard.Das ist eine temporäre Erscheinung.
spreekw.
Liever brood in de zak, dan een pluim op de hoed.
Ein Stück Brot in der Tasche ist besser, als eine Feder auf dem Hut.
spreekw.
Ene hand wast de andere.
Eine Hand wäscht die andere.
Neue Wörterbuch-Abfrage: Einfach jetzt tippen!
eine
een

eentje {pron}

ene

Werbung
eine Weile
efkes {adv} [BN]

eine Menge {f}
een hoop {de}

eine schwere Geburt [Redensweise in Süddeutschland]
een zware bevalling
eine Zeitung beziehen
geabonneerd zijn op een krant

eine Abkürzung nehmen
binnendoor gaan {verb} [langs een afgekorte weg]
eine Anspielung machen
een toespeling maken {verb}
eine Ansprache halten
speechen {verb}

toespreken {verb} [speechen]
eine Beschwerde einreichen
een klacht indienen {verb}
eine Bombe entschärfen
een bom onschadelijk maken {verb}

een bom ontmantelen {verb}mil.wapens
eine Diskussion entfachen
een discussie uitlokken {verb}
eine Essenspause einlegen
schaften {verb}
eine Fahne schwingen
een vlag zwaaien {verb}
eine Fahrgemeinschaft bilden
carpoolen {verb}verk.
eine Familie gründen
een gezin stichten {verb}
eine Gemeinde verwalten
een gemeente besturen {verb}pol.
eine Kerze ausblasen
een kaars uitblazen {verb}
eine Klage einreichen
een klacht indienen {verb}recht
eine Klasse wiederholen
een jaar overdoen {verb}
eine Kur machen
kuren {verb}genees.
eine Lösung bieten
uitkomst bieden {verb}
eine Meise haben [ugs.]
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]
eine Panne haben
pech krijgen {verb}auto
eine Pause einlegen
een pauze inlassen {verb}
eine Prüfung bestehen
voor zijn examen slagen {verb}
eine Rakete starten
een raket lanceren {verb}
eine Rechnung erstellen
een rekening opmaken {verb}handel
eine Rechnung machen
een rekening opmaken {verb}handel
eine Rechnung quittieren
een factuur voor voldaan tekenen {verb}
eine Rede halten
speechen {verb}

toespreken {verb} [speechen]
eine Reise machen
een reis maken {verb}
eine Resolution annehmen
een resolutie aannemen {verb}
eine Rolle spielen [fig.]
ter zake doen {verb} [belangrijk zijn]
eine Runde aussetzen
een beurt overslaan {verb}spellen
eine Runde drehen
een blokje omgaan {verb}
eine Schuld begleichen
een schuld voldoen {verb}

een schuld betalen {verb}
eine Schuld bezahlen
een schuld afdoen {verb}

een schuld voldoen {verb}

een schuld betalen {verb}

een schuld aanzuiveren {verb}
eine Schuld entrichten
een schuld afdoen {verb}

een schuld voldoen {verb}

een schuld betalen {verb}
eine SMS versenden
sms'en {verb}
eine Sprache beherrschen
een taal machtig zijn {verb}taal.
eine Sprache erlernen
een taal leren {verb}taal.
eine These aufstellen
een stelling poneren {verb}
eine Tour machen
toeren {verb}
eine Träne wegwischen
een traan wegvegen {verb}
eine Tür aufbrechen
een deur openbreken {verb}
eine Umfrage durchführen
een peiling houden {verb}
eine Unterschrift leisten
een handtekening zetten {verb}
eine Urkunde ausfertigen
een akte opmaken {verb}
eine Urkunde ausstellen
een akte opmaken {verb}
eine Verabredung treffen
een afspraak maken {verb}
eine Vereinbarung treffen
een akkoord bereiken {verb}
eine Wahl treffen
een keuze maken {verb}
eine Wette abschließen
een weddenschap sluiten {verb}
eine Zigarette anzünden
een sigaret opsteken {verb}
jdm. eine Lehre erteilen
iem. de les lezen {verb}zeg.
jdm. eine Lehrstunde erteilen
iem. de les lezen {verb}zeg.
jdm. eine Lektion erteilen
iem. de les lezen {verb}zeg.

eine ganze Reihe {f}
een hele reeks {de}
eine gute Partie {f} [Ehepartner]
een goede partij {de} [huwelijkspartner]
eine Handvoll {f} Menschen
een handjevol {het} mensen
eine schlimme Sache {f}
een kwalijke zaak {de}

eine Minute vor Schluss
een minuut voor tijd {adv}
Ich habe eine Idee.
Ik heb een idee.
Zeit für eine Kursänderung
het roer moet omzeg.

bei etw. eine Rolle spielen
een rol spelen bij iets {verb}
eine abwartende Haltung einnehmen
een afwachtende houding aannemen {verb}

de boot afhouden {verb} [fig.] [afwachten]zeg.
eine Diskussion über etw. anfangen
een discussie aangaan over iets {verb}
eine feste Freundin haben
een vaste verkering hebben {verb} [vriendin]
eine gute Figur machen
een goede beurt maken {verb}zeg.
eine Lanze für jdn./etw. brechen [Idiom]
een lans breken voor iem./iets {verb} [idioom]
eine Nachricht empfangen haben
een bericht ontvangen hebben {verb}
eine ruhige Kugel schieben [ugs.]
dimmen {verb} [omg.]
eine Schraube locker haben
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]
eine Tasse Kaffee trinken
een kopje koffie drinken {verb}
eine Vorliebe für jdn./etw. haben
een voorkeur voor iem./iets hebben {verb}
eine Zeitung abonniert haben
geabonneerd zijn op een krant {verb}
etw. auf eine Spule wickeln
iets op een spoel winden {verb}
jmd. eine Hilfe sein
iem. tot steun zijn {verb}
sichDat. eine Hintertür offenhalten [Idiom]
een slag om de arm houden {verb} [idioom]
sichDat. eine Hintertür offenlassen [Idiom]
een slag om de arm houden {verb} [idioom]
sichDat. eine Meinung bilden
een mening vormen {verb}
sichDat. eine Verletzung zuziehen
lichamelijk letsel oplopen {verb}

Abonnement {n} auf eine Zeitung
abonnement {het} op een krant
eine Welt {f} für sich
een wereld {de} op zichzelf

(so) leicht wie eine Feder
(zo) licht als een veertje {adv}zeg.
Das ist eine temporäre Erscheinung.
Dat is van voorbijgaande aard.
Ein Stück Brot in der Tasche ist besser, als eine Feder auf dem Hut.
Liever brood in de zak, dan een pluim op de hoed.spreekw.
Eine Hand wäscht die andere.
Ene hand wast de andere.spreekw.
Werbung
© dict.cc 2023
Enthält Übersetzungen von der TU Chemnitz sowie aus Mr Honey's Business Dictionary (nur Englisch/Deutsch).
Links auf das Wörterbuch oder auch auf einzelne Übersetzungen sind immer herzlich willkommen!