Werbung
 Übersetzung für 'einen' von Deutsch nach Niederländisch
NOUN   das Einen | -
VERB   einen | einte | geeint
SYNO einen | kombinieren | verdongeln | ...
trakteren {verb}einen ausgeben
er eentje pakken {verb} [borrel]einen heben [ugs.]
3 Wörter: Andere
in één oogopslag {adv} [fig.]auf einen Blick
Momentje, alstublieft!Einen Augenblick bitte!
zeg.
op een steenworp afstand {adj} {adv}
einen Steinwurf entfernt
zeg.
voor een habbekrats {adv}
für einen Pappenstiel [ugs.]
3 Wörter: Verben
ruzie maken {verb}(einen) Streit anfangen
een versnelling hoger schakelen {verb} [fig.]einen / eins draufsetzen
oprotten {verb}einen Abgang machen [ugs.] [abhauen]
telecom.
een gesprek aannemen {verb}
einen Anruf annehmen
telecom.
een oproep beantwoorden {verb}
einen Anruf annehmen
telecom.
een telefoontje plegen {verb}
einen Anruf tätigen
econ.
een verzoekschrift indienen {verb}
einen Antrag einreichen
een aanvraag indienen {verb}einen Antrag stellen
uitkomst bieden {verb}einen Ausweg anbieten
een bijdrage leveren {verb}einen Beitrag leisten
zeg.
een duit in het zakje doen {verb}
einen Beitrag leisten
bergsp.
een berg beklimmen {verb}
einen Berg besteigen
een resolutie aannemen {verb}einen Beschluss annehmen
een glimp opvangen {verb}einen Blick erhaschen [ugs.]
terugkijken {verb} [als reactie]einen Blick erwidern
blunderen {verb}einen Bock schießen [ugs.] [Idiom]
een bok schieten {verb} [idioom]einen Bock schießen [ugs.] [Redewendung]
een brand stichten {verb}einen Brand stiften
een dief pakken {verb}einen Dieb festnehmen
een geur afgeven {verb}einen Duft verbreiten
een eed afleggen {verb}einen Eid ablegen
een eed afleggen {verb}einen Eid leisten
een eed afleggen {verb}einen Eid schwören
handel
winkelen {verb}
einen Einkaufsbummel machen
sportzeg.
een strafschop omzetten {verb}
einen Elfmeter verwandeln
een keuze treffen {verb}einen Entschluss fassen
een wind laten {verb}einen fahren lassen [ugs.]
een scheet laten {verb} [omg.]einen fahren lassen [ugs.]
naar een film kijken {verb}einen Film ansehen
film
een film draaien {verb}
einen Film drehen
gastr.
de ingewanden van een vis verwijderen {verb}
einen Fisch ausnehmen
gastr.vis
een vis fileren {verb}
einen Fisch filetieren
luchtv.reisw.toerisme
een vlucht boeken {verb}
einen Flug buchen
luchtv.toerisme
een vlucht missen {verb}
einen Flug verpassen
tuin.
een tuin aanleggen {verb}
einen Garten anlegen
relig.
een geloof aannemen {verb}
einen Glauben annehmen
een blauwtje lopen {verb}einen Korb bekommen
een blauwtje lopen {verb}einen Korb kriegen
sport
een snoek slaan {verb} [omg.] [verkeerde roeislag maken]
einen Krebs fangen [ugs.] [falsche Ruderbewegung machen]
zeg.
een kruistocht voeren {verb}
einen Kreuzzug führen
een oorloog ontketenen {verb}einen Krieg entfesseln
borrelen {verb} [omg.]einen Kurzen trinken [Schnaps]
zeg.
de slappe lach krijgen {verb}
einen Lachanfall bekommen
een moord plegen {verb}einen Mord begehen
een moord plegen {verb}einen Mord verüben
klaarkomen {verb} [een orgasme krijgen]einen Orgasmus haben
een prijs toekennen {verb}einen Preis verleihen
een korting bedingen {verb}einen Preisnachlass aushandeln
zeg.
een protest de kop indrukken {verb}
einen Protest niederschlagen
een buiteling maken {verb}einen Purzelbaum machen
een buiteling maken {verb}einen Purzelbaum schlagen
zeg.
het op zijn heupen hebben {verb} [slecht humeur hebben]
einen Rappel haben [ugs.]
advies geven {verb}einen Rat geben
autofiets
een band plakken {verb}
einen Reifen flicken
een record evenaren {verb}einen Rekord einstellen
een achterstand inlopen {verb}einen Rückstand aufholen
winkels kijken {verb}einen Schaufensterbummel machen
etalages kijken {verb}einen Schaufensterbummel machen
fin.
een cheque uitschrijven {verb}
einen Scheck ausstellen
opl.
een leerling bevorderen {verb}
einen Schüler versetzen
vreemdgaan {verb}einen Seitensprung machen
een zege boeken {verb}einen Sieg davontragen
een zege behalen {verb}einen Sieg davontragen
reisw.
een zitplaats reserveren {verb}
einen Sitzplatz reservieren
gaan wandelen {verb}einen Spaziergang machen
een wandeling maken {verb}einen Spaziergang machen
een boeket maken {verb}einen Strauß binden
ruzie stoken {verb}einen Streit entfachen
zeg.
de plooien gladstrijken {verb}
einen Streit schlichten
een afspraak maken {verb}einen Termin ausmachen
een afspraak verschuiven {verb}einen Termin verlegen
een afspraak verzetten {verb}einen Termin verschieben
gastr.reisw.
een tafel reserveren {verb}
einen Tisch reservieren
een toon aanslaan {verb} [ook fig.]einen Ton anschlagen [auch fig.]
genees.
een infuus aanbrengen {verb}
einen Tropf anlegen
schelen {verb}einen Unterschied machen
onderscheid maken {verb}einen Unterschied machen
in de fout gaan {verb}einen Verstoß begehen
een overeenkomst sluiten {verb}einen Vertrag abschließen
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]einen Vogel haben [ugs.]
een wedstrijd houden {verb}einen Wettkampf austragen
spoorw.
een trein nemen {verb}
einen Zug nehmen
zeg.
ergens een stokje voor steken {verb}
etw. einen Riegel vorschieben
zeg.
iem. in de maling nemen {verb}
jdm. einen Bären aufbinden [fig.]
iem. een bezoek brengen {verb}jdm. einen Besuch abstatten
iem. een plezier doen {verb}jdm. einen Gefallen tun
iem. een klap geven {verb}jdm. einen Handschlag versetzen [selten]
iem. een huwelijksaanzoek doen {verb}jdm. einen Heiratsantrag machen
iem. een mep geven {verb}jdm. einen Hieb versetzen
iem. een steek onder water geven {verb}jdm. einen Seitenhieb versetzen [fig.]
iem. een schrik aanjagen {verb}jdn. einen Schrecken einjagen
auto
bijslijpen (van een cylinder) {verb}
nachschleifen (einen Zylinder)
4 Wörter: Andere
allen op één na {adv}alle bis auf einen
aan de ene kant {adv}auf der einen Seite
Neue Wörterbuch-Abfrage: Einfach jetzt tippen!

Übersetzung für 'einen' von Deutsch nach Niederländisch

einen ausgeben
trakteren {verb}
einen heben [ugs.]
er eentje pakken {verb} [borrel]

Werbung
auf einen Blick
in één oogopslag {adv} [fig.]
Einen Augenblick bitte!
Momentje, alstublieft!
einen Steinwurf entfernt
op een steenworp afstand {adj} {adv}zeg.
für einen Pappenstiel [ugs.]
voor een habbekrats {adv}zeg.

(einen) Streit anfangen
ruzie maken {verb}
einen / eins draufsetzen
een versnelling hoger schakelen {verb} [fig.]
einen Abgang machen [ugs.] [abhauen]
oprotten {verb}
einen Anruf annehmen
een gesprek aannemen {verb}telecom.

een oproep beantwoorden {verb}telecom.
einen Anruf tätigen
een telefoontje plegen {verb}telecom.
einen Antrag einreichen
een verzoekschrift indienen {verb}econ.
einen Antrag stellen
een aanvraag indienen {verb}
einen Ausweg anbieten
uitkomst bieden {verb}
einen Beitrag leisten
een bijdrage leveren {verb}

een duit in het zakje doen {verb}zeg.
einen Berg besteigen
een berg beklimmen {verb}bergsp.
einen Beschluss annehmen
een resolutie aannemen {verb}
einen Blick erhaschen [ugs.]
een glimp opvangen {verb}
einen Blick erwidern
terugkijken {verb} [als reactie]
einen Bock schießen [ugs.] [Idiom]
blunderen {verb}
einen Bock schießen [ugs.] [Redewendung]
een bok schieten {verb} [idioom]
einen Brand stiften
een brand stichten {verb}
einen Dieb festnehmen
een dief pakken {verb}
einen Duft verbreiten
een geur afgeven {verb}
einen Eid ablegen
een eed afleggen {verb}
einen Eid leisten
een eed afleggen {verb}
einen Eid schwören
een eed afleggen {verb}
einen Einkaufsbummel machen
winkelen {verb}handel
einen Elfmeter verwandeln
een strafschop omzetten {verb}sportzeg.
einen Entschluss fassen
een keuze treffen {verb}
einen fahren lassen [ugs.]
een wind laten {verb}

een scheet laten {verb} [omg.]
einen Film ansehen
naar een film kijken {verb}
einen Film drehen
een film draaien {verb}film
einen Fisch ausnehmen
de ingewanden van een vis verwijderen {verb}gastr.
einen Fisch filetieren
een vis fileren {verb}gastr.vis
einen Flug buchen
een vlucht boeken {verb}luchtv.reisw.toerisme
einen Flug verpassen
een vlucht missen {verb}luchtv.toerisme
einen Garten anlegen
een tuin aanleggen {verb}tuin.
einen Glauben annehmen
een geloof aannemen {verb}relig.
einen Korb bekommen
een blauwtje lopen {verb}
einen Korb kriegen
een blauwtje lopen {verb}
einen Krebs fangen [ugs.] [falsche Ruderbewegung machen]
een snoek slaan {verb} [omg.] [verkeerde roeislag maken]sport
einen Kreuzzug führen
een kruistocht voeren {verb}zeg.
einen Krieg entfesseln
een oorloog ontketenen {verb}
einen Kurzen trinken [Schnaps]
borrelen {verb} [omg.]
einen Lachanfall bekommen
de slappe lach krijgen {verb}zeg.
einen Mord begehen
een moord plegen {verb}
einen Mord verüben
een moord plegen {verb}
einen Orgasmus haben
klaarkomen {verb} [een orgasme krijgen]
einen Preis verleihen
een prijs toekennen {verb}
einen Preisnachlass aushandeln
een korting bedingen {verb}
einen Protest niederschlagen
een protest de kop indrukken {verb}zeg.
einen Purzelbaum machen
een buiteling maken {verb}
einen Purzelbaum schlagen
een buiteling maken {verb}
einen Rappel haben [ugs.]
het op zijn heupen hebben {verb} [slecht humeur hebben]zeg.
einen Rat geben
advies geven {verb}
einen Reifen flicken
een band plakken {verb}autofiets
einen Rekord einstellen
een record evenaren {verb}
einen Rückstand aufholen
een achterstand inlopen {verb}
einen Schaufensterbummel machen
winkels kijken {verb}

etalages kijken {verb}
einen Scheck ausstellen
een cheque uitschrijven {verb}fin.
einen Schüler versetzen
een leerling bevorderen {verb}opl.
einen Seitensprung machen
vreemdgaan {verb}
einen Sieg davontragen
een zege boeken {verb}

een zege behalen {verb}
einen Sitzplatz reservieren
een zitplaats reserveren {verb}reisw.
einen Spaziergang machen
gaan wandelen {verb}

een wandeling maken {verb}
einen Strauß binden
een boeket maken {verb}
einen Streit entfachen
ruzie stoken {verb}
einen Streit schlichten
de plooien gladstrijken {verb}zeg.
einen Termin ausmachen
een afspraak maken {verb}
einen Termin verlegen
een afspraak verschuiven {verb}
einen Termin verschieben
een afspraak verzetten {verb}
einen Tisch reservieren
een tafel reserveren {verb}gastr.reisw.
einen Ton anschlagen [auch fig.]
een toon aanslaan {verb} [ook fig.]
einen Tropf anlegen
een infuus aanbrengen {verb}genees.
einen Unterschied machen
schelen {verb}

onderscheid maken {verb}
einen Verstoß begehen
in de fout gaan {verb}
einen Vertrag abschließen
een overeenkomst sluiten {verb}
einen Vogel haben [ugs.]
van lotje getikt zijn {verb} [omg.]
einen Wettkampf austragen
een wedstrijd houden {verb}
einen Zug nehmen
een trein nemen {verb}spoorw.
etw. einen Riegel vorschieben
ergens een stokje voor steken {verb}zeg.
jdm. einen Bären aufbinden [fig.]
iem. in de maling nemen {verb}zeg.
jdm. einen Besuch abstatten
iem. een bezoek brengen {verb}
jdm. einen Gefallen tun
iem. een plezier doen {verb}
jdm. einen Handschlag versetzen [selten]
iem. een klap geven {verb}
jdm. einen Heiratsantrag machen
iem. een huwelijksaanzoek doen {verb}
jdm. einen Hieb versetzen
iem. een mep geven {verb}
jdm. einen Seitenhieb versetzen [fig.]
iem. een steek onder water geven {verb}
jdn. einen Schrecken einjagen
iem. een schrik aanjagen {verb}
nachschleifen (einen Zylinder)
bijslijpen (van een cylinder) {verb}auto

alle bis auf einen
allen op één na {adv}
auf der einen Seite
aan de ene kant {adv}
Anwendungsbeispiele Deutsch
  • Schambach hat ein Freibad, einen Beachvolleyball-, einen Streethockey- und einen Fußballplatz. Außerdem gibt es einen Eisstockverein.
  • Bach hatte zu dieser Zeit einen Schmied, einen Wagner, einen Wirt, einen Weber und zwei Müller.
  • Anfang des 19. Jahrhunderts hatte Kulz einen Schmied, einen Schneider, einen Schuhmacher, drei Schuster, einen Wagner, 13 Weber und einen Wirt.
  • An der Universität gibt es auch Studierendenklubs, wie zum Beispiel einen Tanzclub, einen Informatikclub, einen Theaterclub, einen Fotografklub, oder einen Kinoclub.
  • In Hüttersdorf gab es 2019 mehrere Sportvereine, einen Ortsverein des Deutschen Roten Kreuzes, einen Musikverein, einen Kapellenverein, einen Bergmannsverein, den Spielplatz-Verein auf der Schlicht und einen Akkordeonverein.

  • Es gibt einen Spenglereibedarfhandel, einen Getränkehändler, einen Schreinermeister, mehrere Forstbetriebe, einen Caterer und ein Autohaus.
  • Die sieben Inversionen beinhalten einen Butterfly (2 × Dive-Loop), einen Batwing, einen Looping sowie einen doppelten Korkenzieher.
  • Die Profiloberstufe erlaubt den Schülern einen sprachlichen, einen gesellschaftswissenschaftlichen, einen naturwissenschaftlichen, einen musisch-künstlerischen oder einen sportlichen Schwerpunkt zu wählen.
  • Neben der Kirche gibt es im Ort ein Jugendheim, einen Fußballplatz, einen Kindergarten, einen Kinderspielplatz und einen Dorfplatz mit Grillhütte.
  • Es gab als Aufbauten einen offenen Mannschaftswagen, einen Break (geschlossenen Kastenwagen), einen 10-sitzigen Omnibus und einen Lastwagen sowie einen Panzerwagen.

  • Der Ort hat einen aktiven Dorfjugendverein, einen Männergesangverein, einen Obst- und Gartenbauverein, einen Schützenverein und einen Posaunenchor.
  • Hahndorf verfügt über eine Mehrzweckhalle, ein kirchliches Gemeindehaus, einen Sportplatz, einen Tennisplatz sowie einen Reiterhof.
  • Groß Lessen verfügt über eine Grundschule, die Freiwillige Feuerwehr mit ihrer Jugendfeuerwehr, einen Sportverein, einen Schützenverein, einen Heimatverein und einen Gemischten Chor sowie einen DRK-Ortsverein.
  • Hochstadt verfügt über einen Kindergarten, einen Kinderhort, einen Schützenverein, einen Gesangsverein, einen Obst- und Gartenbauverein und die Freiwillige Feuerwehr.
  • Außerdem gibt es ein reges Vereinsleben, so z. B. einen Frauenchor, einen Deutschen Teckelclub, einen Heimat- und Geschichtsverein, einen VdK, einen Tennisclub sowie einen Sportverein.

  • Des Weiteren gibt es im Dorf einen Turnverein, einen Damenturnverein, einen Tennisclub, einen Reitverein, einen Schützenverein, einen Unihockeyclub und weitere Sportvereine.
  • Es gibt einen Tennisclub, einen Stockschützenverein, einen Nordischen Skiclub, einen Frauenturnverein und einen Wanderverein.
  • Unterschiedliche Logiken definieren jeweils einen unterschiedlichen Ableitbarkeitsbegriff.
  • Sexau verfügt über einen Fußballclub, einen Tennisclub, einen Turnverein und einen Sportschützenverein.
  • Ein Durchlaufbecken hat einen Zulaufkanal, einen Ablaufkanal, einen Überlauf und zusätzlich einen Klärüberlauf.

    Werbung
    © dict.cc Dutch-German dictionary 2024
    Enthält Übersetzungen von der TU Chemnitz sowie aus Mr Honey's Business Dictionary (nur Englisch/Deutsch).
    Links auf das Wörterbuch oder auch auf einzelne Übersetzungen sind immer herzlich willkommen!