Translation for 'makelaar' from Dutch to English

makelaar {de}

real-estate agent [esp. Am.]

• Het koetshuis heeft een zadeldak met op de geveluiteinden een makelaar met windveren en een dakoverstek op klossen.
• Tony verwierf een vergunning als makelaar en werd makelaar in onroerend goed bij Sotheby's International Realty in Westlake Village in Californië.
• Bijvoets, zelf ook makelaar, ontwierp het gebouw voor de heren (en broers) J.J.P. Kloppers (Johannes Petrus Paulus Kloppers, makelaar) en J.P.A. Kloppers (Pierre Jean Alexandre Kloppers).
• Na het voetbal werd Philippen makelaar.
• De hotelier of herbergier had een belangrijk aandeel in de totstandkoming van de financiële transacties als makelaar tussen geïnteresseerde partijen.

• Als hij deze functie beroepshalve uitoefent in België, dus niet in het kader van onder andere het beheer van zijn familiefortuin, moet hij zelfstandige zijn en erkend als makelaar.
• Elke makelaar is hetzij een market-maker (met eigen voorwaarden) of hij is een zogenaamde 'introducing broker' voor een andere/grotere FOREX-makelaar.
• Het wordt steeds gebruikelijker om met de makelaar over de courtage te onderhandelen.
• Het vergelijken van een makelaar kan aan de hand van verschillende eisen gedaan worden.
• In juni 1942 startte De Vries samen met de notoire makelaar Johannes Petrus Everout uit Amsterdam het ‘"Taxatiebureau Everout & De Vries"’ op.

• Een registermakelaar brengt verzekeringen onder op de assurantiebeurs.
• De verhuurmakelaar wordt in de regel betaald door de verhuurder.