dict.cc
dict.cc
DE/NL
⇄
Übersetzung
Deutsch / Niederländisch
⇄
×
äöüß...
Zuletzt gesucht
Shuffle
Quiz Game
Vokabeltrainer
Login
Niederländisch - Deutsch
✔
Weitere Sprachen ...
Dark Mode
Zur Vollversion (Desktop-PC)
Impressum
Alte Version
Dark Mode
Zuletzt gesucht
Shuffle
Quiz
Trainer
Login
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
«
zurück
|
weiter
»
Seite 37 von 40 für den Buchstaben
G
im Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch
⇄
«
⇄
»
Seite 37/40 für
G
grondstoffensector
{de}
Rohstoffsektor
{m}
econ.
grondstuk
{het}
Grundstück
{n}
grondtransactie
{de}
Grundstücksgeschäft
{n}
bouwk.
handel
grondverf
{de}
Grundierung
{f}
[Grundierfarbe oder Grundanstrich]
grondvesten
gründen
grondwater
{het}
Grundwasser
{n}
hydro.
grondwaterkwaliteit
{de}
Grundwasserqualität
{f}
hydro.
milieu
grondwaterpeil
{het}
Grundwasserstand
{m}
hydro.
grondwaterspiegel
{de}
Grundwasserspiegel
{m}
hydro.
grondwaterstand
{de}
Grundwasserstand
{m}
hydro.
grondwaterverbruik
{het}
Grundwasserverbrauch
{m}
hydro.
milieu
grondwatervervuiling
{de}
Grundwasserverschmutzung
{f}
hydro.
milieu
grondwatervoorraden
{mv}
Grundwasservorräte
{pl}
hydro.
milieu
grondwet
{de}
Grundgesetz
{n}
recht
Verfassung
{f}
recht
grondwetswijziging
{de}
Verfassungsänderung
{f}
grondwettelijk recht
{het}
Verfassungsrecht
{n}
recht
grondwettig
verfassungsmäßig
verfassungsrechtlich
recht
Groningen
{het}
Groningen
{n}
geogr.
groot
groß
groot akkerscherm
{het}
[Ammi majus]
(Große) Knorpelmöhre
{f}
bot.
T
Groot Artesisch Bekken
{het}
Großes Artesisches Becken
{n}
geogr.
Groot Australisch Scheidingsgebergte
{het}
[Great Dividing Range]
Großes Australisches Scheidegebirge
{n}
geogr.
groot avondrood
{het}
[Deilephila elpenor]
Mittlerer Weinschwärmer
{m}
entom.
T
Groot Barrièrerif
{het}
Great Barrier Reef
{n}
geogr.
groot blaasjeskruid
{het}
[Utricularia vulgaris]
Gemeiner Wasserschlauch
{m}
bot.
T
Gewöhnlicher Wasserschlauch
{m}
bot.
T
groot geaderd witje
{het}
[Aporia crataegi]
Baum-Weißling
{m}
entom.
T
Baumweißling
{m}
entom.
T
groot koolwitje
{het}
[Pieris brassicae]
Großer Kohlweißling
{m}
entom.
T
Groot Rijnschip
{het}
großes Rheinschiff
{n}
naut.
groot sterrenscherm
{het}
[Astrantia major]
Große Sterndolde
{f}
bot.
T
groot streepzaad
{het}
[Crepis biennis]
Wiesen-Pippau
{m}
bot.
T
groot visstaartje
{het}
[Meganola albula]
[nachtvlindersoort]
Brombeer-Kleinbärchen
{n}
[Nachtfalterspezies]
entom.
T
Marmoriertes Brombeerspinnerchen
{n}
[Nachtfalterspezies]
entom.
T
Moorbrombeergerank-Kleinbärchen
{n}
[Nachtfalterspezies]
entom.
T
Weißliches Graueulchen
{n}
[Nachtfalterspezies]
entom.
T
grootaandeelhouder
{de}
Großaktionär
{m}
beurs
grootaandeelhouders
{mv}
Großaktionäre
{pl}
beurs
grootafnemer
{de}
Großabnehmer
{m}
handel
grootayatollah
{de}
Großajatollah
{m}
relig.
grootbank
{de}
Großbank
{f}
fin.
grootbanken
{mv}
Großbanken
{pl}
fin.
grootbedrijf
{het}
Großbetrieb
{m}
econ.
grootbekhaai
{de}
[Megachasma pelagios]
Riesenmaulhai
{m}
vis
T
grootbelegger
{de}
Großanleger
{m}
econ.
fin.
grootbladig
großblättrig
bot.
grootbloemige gentiaan
{de}
[Gentiana clusii]
Clusius-Enzian
{m}
bot.
T
grootboek
{het}
Hauptbuch
{n}
boekhoud
grootbrengen
aufziehen
[Kinder]
großziehen
grootdoener
{de}
Wichtigtuer
{m}
grootexporteur
{de}
Großexporteur
{m}
handel
grootformaat
{het}
Großformat
{n}
druk
grootgrondbezit
{het}
Großgrundbesitz
{m}
vastg.
grootgrondbezitter
{de}
Großgrundbesitzer
{m}
vastg.
grootgrutter
{de}
[hum.]
[zelden]
[supermarkt]
Supermarkt
{m}
handel
groothandel
{de}
Großhandel
{m}
handel
groothandelaar
{de}
Großhändler
{m}
handel
werk
groothandelsbedrijf
{het}
Großhandelsbetrieb
{m}
handel
groothandelsorganisatie
{de}
Großhandelsorganisation
{f}
handel
groothandelsprijs
{de}
Großhandelspreis
{m}
handel
grootheid
{de}
Großartigkeit
{f}
grootheidswaan
{de}
Größenwahn
{m}
grootheidswaanzin
{de}
Größenwahnsinn
{m}
groothertog
{de}
Großherzog
{m}
gesch.
groothertogdom
{het}
Großherzogtum
{n}
Groothertogdom
{het}
Luxemburg
Großherzogtum
{n}
Luxemburg
pol.
groothertogin
{de}
Großherzogin
{f}
gesch.
grootindustrie
{de}
Großindustrie
{f}
econ.
ind.
grootindustrieel
{de}
Großindustrieller
{m}
ind.
grootkanselier
{de}
Großkanzler
{m}
grootkeuken
{de}
Großküche
{f}
grootkopschildpad
{de}
[Platysternon megacephalum]
Großkopfschildkröte
{f}
zoöl.
T
grootkruis
{het}
Großkreuz
{n}
grootlangtoon
{de}
[Actophilornis africanus]
Blaustirn-Blatthühnchen
{n}
vogelk.
T
grootlicht
{het}
Fernlicht
{n}
grootmeester
{de}
Großmeister
{m}
relig.
sport
grootmoe
{de}
[omg.]
Großmutter
{f}
grootmoeder
{de}
Großmutter
{f}
Oma
{f}
Omi
{f}
[ugs.]
grootmoederlijk
großmütterlich
grootmoeders
{mv}
Großmütter
{pl}
grootmoedig
großherzig
[geh.]
großmütig
grootmoefti
{de}
Großmufti
{m}
grootofficier
{de}
Großoffizier
{m}
grootondernemer
{de}
Großunternehmer
{m}
econ.
werk
grootoogzandtijgerhaai
{de}
[Odontaspis noronhai]
Großaugen-Sandtigerhai
{m}
vis
T
grootoom
{de}
Großonkel
{m}
grootoorfluithaas
{de}
[Ochotona macrotis]
Großohr-Pfeifhase
{m}
zoöl.
T
grootoorvleermuizen
{mv}
[geslacht Plecotus]
Langohrfledermäuse
{pl}
zoöl.
T
grootorige vliegende slaapmuis
{de}
[Idiurus macrotis]
Großohr-Gleitbilch
{m}
zoöl.
T
grootouder
{de}
Großelternteil
{m}
grootouders
{mv}
Großeltern
{pl}
groots
[prachtig]
grandios
großartig
groots
[trots]
stolz
«
⇄
»
Seite 37/40 für
G
econ.
grondstoffensector
{de}
Rohstoffsektor
{m}
grondstuk
{het}
Grundstück
{n}
bouwk.
handel
grondtransactie
{de}
Grundstücksgeschäft
{n}
grondverf
{de}
Grundierung
{f}
[Grundierfarbe oder Grundanstrich]
grondvesten
gründen
hydro.
grondwater
{het}
Grundwasser
{n}
hydro.
milieu
grondwaterkwaliteit
{de}
Grundwasserqualität
{f}
hydro.
grondwaterpeil
{het}
Grundwasserstand
{m}
hydro.
grondwaterspiegel
{de}
Grundwasserspiegel
{m}
hydro.
grondwaterstand
{de}
Grundwasserstand
{m}
hydro.
milieu
grondwaterverbruik
{het}
Grundwasserverbrauch
{m}
hydro.
milieu
grondwatervervuiling
{de}
Grundwasserverschmutzung
{f}
hydro.
milieu
grondwatervoorraden
{mv}
Grundwasservorräte
{pl}
recht
grondwet
{de}
Grundgesetz
{n}
recht
grondwet
{de}
Verfassung
{f}
grondwetswijziging
{de}
Verfassungsänderung
{f}
recht
grondwettelijk recht
{het}
Verfassungsrecht
{n}
grondwettig
verfassungsmäßig
recht
grondwettig
verfassungsrechtlich
geogr.
Groningen
{het}
Groningen
{n}
groot
groß
bot.
T
groot akkerscherm
{het}
[Ammi majus]
(Große) Knorpelmöhre
{f}
geogr.
Groot Artesisch Bekken
{het}
Großes Artesisches Becken
{n}
geogr.
Groot Australisch Scheidingsgebergte
{het}
[Great Dividing Range]
Großes Australisches Scheidegebirge
{n}
entom.
T
groot avondrood
{het}
[Deilephila elpenor]
Mittlerer Weinschwärmer
{m}
geogr.
Groot Barrièrerif
{het}
Great Barrier Reef
{n}
bot.
T
groot blaasjeskruid
{het}
[Utricularia vulgaris]
Gemeiner Wasserschlauch
{m}
bot.
T
groot blaasjeskruid
{het}
[Utricularia vulgaris]
Gewöhnlicher Wasserschlauch
{m}
entom.
T
groot geaderd witje
{het}
[Aporia crataegi]
Baum-Weißling
{m}
entom.
T
groot geaderd witje
{het}
[Aporia crataegi]
Baumweißling
{m}
entom.
T
groot koolwitje
{het}
[Pieris brassicae]
Großer Kohlweißling
{m}
naut.
Groot Rijnschip
{het}
großes Rheinschiff
{n}
bot.
T
groot sterrenscherm
{het}
[Astrantia major]
Große Sterndolde
{f}
bot.
T
groot streepzaad
{het}
[Crepis biennis]
Wiesen-Pippau
{m}
entom.
T
groot visstaartje
{het}
[Meganola albula]
[nachtvlindersoort]
Brombeer-Kleinbärchen
{n}
[Nachtfalterspezies]
entom.
T
groot visstaartje
{het}
[Meganola albula]
[nachtvlindersoort]
Marmoriertes Brombeerspinnerchen
{n}
[Nachtfalterspezies]
entom.
T
groot visstaartje
{het}
[Meganola albula]
[nachtvlindersoort]
Moorbrombeergerank-Kleinbärchen
{n}
[Nachtfalterspezies]
entom.
T
groot visstaartje
{het}
[Meganola albula]
[nachtvlindersoort]
Weißliches Graueulchen
{n}
[Nachtfalterspezies]
beurs
grootaandeelhouder
{de}
Großaktionär
{m}
beurs
grootaandeelhouders
{mv}
Großaktionäre
{pl}
handel
grootafnemer
{de}
Großabnehmer
{m}
relig.
grootayatollah
{de}
Großajatollah
{m}
fin.
grootbank
{de}
Großbank
{f}
fin.
grootbanken
{mv}
Großbanken
{pl}
econ.
grootbedrijf
{het}
Großbetrieb
{m}
vis
T
grootbekhaai
{de}
[Megachasma pelagios]
Riesenmaulhai
{m}
econ.
fin.
grootbelegger
{de}
Großanleger
{m}
bot.
grootbladig
großblättrig
bot.
T
grootbloemige gentiaan
{de}
[Gentiana clusii]
Clusius-Enzian
{m}
boekhoud
grootboek
{het}
Hauptbuch
{n}
grootbrengen
aufziehen
[Kinder]
grootbrengen
großziehen
grootdoener
{de}
Wichtigtuer
{m}
handel
grootexporteur
{de}
Großexporteur
{m}
druk
grootformaat
{het}
Großformat
{n}
vastg.
grootgrondbezit
{het}
Großgrundbesitz
{m}
vastg.
grootgrondbezitter
{de}
Großgrundbesitzer
{m}
handel
grootgrutter
{de}
[hum.]
[zelden]
[supermarkt]
Supermarkt
{m}
handel
groothandel
{de}
Großhandel
{m}
handel
werk
groothandelaar
{de}
Großhändler
{m}
handel
groothandelsbedrijf
{het}
Großhandelsbetrieb
{m}
handel
groothandelsorganisatie
{de}
Großhandelsorganisation
{f}
handel
groothandelsprijs
{de}
Großhandelspreis
{m}
grootheid
{de}
Großartigkeit
{f}
grootheidswaan
{de}
Größenwahn
{m}
grootheidswaanzin
{de}
Größenwahnsinn
{m}
gesch.
groothertog
{de}
Großherzog
{m}
groothertogdom
{het}
Großherzogtum
{n}
pol.
Groothertogdom
{het}
Luxemburg
Großherzogtum
{n}
Luxemburg
gesch.
groothertogin
{de}
Großherzogin
{f}
econ.
ind.
grootindustrie
{de}
Großindustrie
{f}
ind.
grootindustrieel
{de}
Großindustrieller
{m}
grootkanselier
{de}
Großkanzler
{m}
grootkeuken
{de}
Großküche
{f}
zoöl.
T
grootkopschildpad
{de}
[Platysternon megacephalum]
Großkopfschildkröte
{f}
grootkruis
{het}
Großkreuz
{n}
vogelk.
T
grootlangtoon
{de}
[Actophilornis africanus]
Blaustirn-Blatthühnchen
{n}
grootlicht
{het}
Fernlicht
{n}
relig.
sport
grootmeester
{de}
Großmeister
{m}
grootmoe
{de}
[omg.]
Großmutter
{f}
grootmoeder
{de}
Großmutter
{f}
grootmoeder
{de}
Oma
{f}
grootmoeder
{de}
Omi
{f}
[ugs.]
grootmoederlijk
großmütterlich
grootmoeders
{mv}
Großmütter
{pl}
grootmoedig
großherzig
[geh.]
grootmoedig
großmütig
grootmoefti
{de}
Großmufti
{m}
grootofficier
{de}
Großoffizier
{m}
econ.
werk
grootondernemer
{de}
Großunternehmer
{m}
vis
T
grootoogzandtijgerhaai
{de}
[Odontaspis noronhai]
Großaugen-Sandtigerhai
{m}
grootoom
{de}
Großonkel
{m}
zoöl.
T
grootoorfluithaas
{de}
[Ochotona macrotis]
Großohr-Pfeifhase
{m}
zoöl.
T
grootoorvleermuizen
{mv}
[geslacht Plecotus]
Langohrfledermäuse
{pl}
zoöl.
T
grootorige vliegende slaapmuis
{de}
[Idiurus macrotis]
Großohr-Gleitbilch
{m}
grootouder
{de}
Großelternteil
{m}
grootouders
{mv}
Großeltern
{pl}
groots
[prachtig]
grandios
groots
[prachtig]
großartig
groots
[trots]
stolz
«
zurück
|
weiter
»
Seite 37 von 40 für den Buchstaben
G
im Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch
⇄
Neue Wörterbuch-Abfrage: Einfach jetzt tippen!
Impressum
© dict.cc 2024