dict.cc
dict.cc
DE/NL
⇄
Übersetzung
Deutsch / Niederländisch
⇄
×
äöüß...
Zuletzt gesucht
Shuffle
Quiz Game
Vokabeltrainer
Login
Niederländisch - Deutsch
✔
Weitere Sprachen ...
Dark Mode
Zur Vollversion (Desktop-PC)
Impressum
Alte Version
Dark Mode
Zuletzt gesucht
Shuffle
Quiz
Trainer
Login
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
«
zurück
|
weiter
»
Seite 1 von 22 für den Buchstaben
L
im Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch
⇄
«
⇄
»
Seite 1/22 für
L
la
{de}
Schublade
{f}
la's
{mv}
Schubladen
{pl}
laadbak
{de}
[van een vrachtwagen]
Pritsche
{f}
[Ladefläche]
transp.
laadboom
{de}
Ladebaum
{m}
naut.
tech.
laadbrief
{de}
Ladeschein
{m}
naut.
Schiff-Frachtbrief
{m}
naut.
Schifffrachtbrief
{m}
naut.
laadcapaciteit
{de}
Ladefähigkeit
{f}
Ladekapazität
{f}
laadluik
{het}
Ladeluke
{f}
laadmeter
{de}
Lademeter
{m}
transp.
laadpaal
{de}
Ladesäule
{f}
auto
laadperron
{het}
Laderampe
{f}
transp.
laadruim
{het}
Laderaum
{m}
transp.
laadtijd
{de}
Ladezeit
{f}
tech.
laadvermogen
{het}
Ladefähigkeit
{f}
Nutzlast
{f}
laag
niedrig
tief
laag
[min, gemeen]
niederträchtig
laag
{de}
Schicht
{f}
laag inkomen
{het}
niedriges Einkommen
{n}
werk
laag voor laag
Schicht für Schicht
schichtweise
laag-bij-de-gronds
banal
ordinär
laagbetaalde
{de}
Geringverdiener
{m}
laagdrempelig
[begrijpelijk]
leicht verständlich
laagdrempelig
[benaderbaar]
aufgeschlossen
[zugänglich]
laagdrempelig
[bereikbaar]
unbürokratisch
laagje
{het}
[verkl.]
Schicht
{f}
Laagland-Schots
{het}
Lallans
{n}
[Regionaldialekt der schottischen Lowlands]
taal.
laaglandtapir
{de}
[Tapirus terrestris]
Flachlandtapir
{m}
zoöl.
T
laagseizoen
{het}
Nebensaison
{f}
toerisme
laagtij
{het}
Ebbe
{f}
laagveen
{het}
Niedermoor
{n}
geogr.
hydro.
laagvliegend
tieffliegend
laagwater
{het}
Ebbe
{f}
Niedrigwasser
{n}
laaiend
[woedend]
rasend
[vor Wut]
wütend
wutentbrannt
zornig
laaiend enthousiast
begeistert
laakbaar
rügenswert
tadelnswert
verwerflich
laakbaarheid
{de}
Verwerflichkeit
{f}
laan
{de}
Allee
{f}
laars
{de}
Stiefel
{m}
kled.
laarzen
{mv}
Stiefel
{pl}
kled.
laat
spät
Laat (mij) eens zien.
Lass mal sehen.
Laat je dat een leer zijn!
Lass dir das eine Lehre sein.
laat op de middag
am späten Nachmittag
laat staan
geschweige denn
laatgotisch
spätgotisch
archi.
laatkomer
{de}
Nachzügler
{m}
Zuspätkommer
{m}
[ugs.]
laatkop
{de}
Schröpfkopf
{m}
genees.
laatst
jüngst
[veraltend]
kürzlich
letzt
laatst
[onlangs]
letztens
neulich
laatste
letzte
laatste
[recent]
neueste
neuste
laatstgenoemd
letztgenannt
laatvlieger
{de}
[Eptesicus serotinus]
Breitflügelfledermaus
{f}
zoöl.
T
lab
{het}
[verkorting van: laboratorium]
Labor
{n}
[kurz für: Laboratorium]
chem.
drugs
genees.
label
{het}
{de}
[adreskaartje]
Adressanhänger
{m}
label
{het}
{de}
[etiket]
Etikett
{n}
labiale palp
{de}
[Palpus labialis]
Lippentaster
{m}
entom.
zoöl.
labiel
labil
labojas
{de}
Laborkittel
{m}
kled.
Labormantel
{m}
kled.
laboratorium
{het}
Labor
{n}
Laboratorium
{n}
laboratoriumjas
{de}
Laborkittel
{m}
kled.
Labormantel
{m}
kled.
Labradorzee
{de}
Labradorsee
{f}
geogr.
labyrint
{het}
Irrgarten
{m}
Labyrinth
{n}
lach
{de}
Lachen
{n}
lachbui
{de}
Lachkrampf
{m}
lachen
lachen
lachen
{het}
Lachen
{n}
lachen als een boer die kiespijn heeft
[idioom]
gute Miene zum bösen Spiel machen
[Redewendung]
lachen om iets
über etw. lachen
Lachesis
{de}
Lachesis
{f}
myth.
lachgas
{het}
[N2O]
Lachgas
{n}
lachspiegel
{de}
Zerrspiegel
{m}
lachstern
{de}
[Gelochelidon nilotica, vroeger: Sterna nilotica]
Lachseeschwalbe
{f}
vogelk.
T
lachvalk
{de}
[Herpetotheres cachinnans]
Lachfalke
{m}
vogelk.
T
lachvogel
{de}
[Dacelo novaeguineae]
Jägerliest
{m}
[Eisvogelart]
vogelk.
T
Lachender Hans
{m}
[Eisvogelart]
vogelk.
T
lachwekkend
[belachelijk]
lachhaft
lächerlich
lachwekkend
[het lachen opwekkend]
zum Lachen
«
⇄
»
Seite 1/22 für
L
la
{de}
Schublade
{f}
la's
{mv}
Schubladen
{pl}
transp.
laadbak
{de}
[van een vrachtwagen]
Pritsche
{f}
[Ladefläche]
naut.
tech.
laadboom
{de}
Ladebaum
{m}
naut.
laadbrief
{de}
Ladeschein
{m}
naut.
laadbrief
{de}
Schiff-Frachtbrief
{m}
naut.
laadbrief
{de}
Schifffrachtbrief
{m}
laadcapaciteit
{de}
Ladefähigkeit
{f}
laadcapaciteit
{de}
Ladekapazität
{f}
laadluik
{het}
Ladeluke
{f}
transp.
laadmeter
{de}
Lademeter
{m}
auto
laadpaal
{de}
Ladesäule
{f}
transp.
laadperron
{het}
Laderampe
{f}
transp.
laadruim
{het}
Laderaum
{m}
tech.
laadtijd
{de}
Ladezeit
{f}
laadvermogen
{het}
Ladefähigkeit
{f}
laadvermogen
{het}
Nutzlast
{f}
laag
niedrig
laag
tief
laag
[min, gemeen]
niederträchtig
laag
{de}
Schicht
{f}
werk
laag inkomen
{het}
niedriges Einkommen
{n}
laag voor laag
Schicht für Schicht
laag voor laag
schichtweise
laag-bij-de-gronds
banal
laag-bij-de-gronds
ordinär
laagbetaalde
{de}
Geringverdiener
{m}
laagdrempelig
[begrijpelijk]
leicht verständlich
laagdrempelig
[benaderbaar]
aufgeschlossen
[zugänglich]
laagdrempelig
[bereikbaar]
unbürokratisch
laagje
{het}
[verkl.]
Schicht
{f}
taal.
Laagland-Schots
{het}
Lallans
{n}
[Regionaldialekt der schottischen Lowlands]
zoöl.
T
laaglandtapir
{de}
[Tapirus terrestris]
Flachlandtapir
{m}
toerisme
laagseizoen
{het}
Nebensaison
{f}
laagtij
{het}
Ebbe
{f}
geogr.
hydro.
laagveen
{het}
Niedermoor
{n}
laagvliegend
tieffliegend
laagwater
{het}
Ebbe
{f}
laagwater
{het}
Niedrigwasser
{n}
laaiend
[woedend]
rasend
[vor Wut]
laaiend
[woedend]
wütend
laaiend
[woedend]
wutentbrannt
laaiend
[woedend]
zornig
laaiend enthousiast
begeistert
laakbaar
rügenswert
laakbaar
tadelnswert
laakbaar
verwerflich
laakbaarheid
{de}
Verwerflichkeit
{f}
laan
{de}
Allee
{f}
kled.
laars
{de}
Stiefel
{m}
kled.
laarzen
{mv}
Stiefel
{pl}
laat
spät
Laat (mij) eens zien.
Lass mal sehen.
Laat je dat een leer zijn!
Lass dir das eine Lehre sein.
laat op de middag
am späten Nachmittag
laat staan
geschweige denn
archi.
laatgotisch
spätgotisch
laatkomer
{de}
Nachzügler
{m}
laatkomer
{de}
Zuspätkommer
{m}
[ugs.]
genees.
laatkop
{de}
Schröpfkopf
{m}
laatst
jüngst
[veraltend]
laatst
kürzlich
laatst
letzt
laatst
[onlangs]
letztens
laatst
[onlangs]
neulich
laatste
letzte
laatste
[recent]
neueste
laatste
[recent]
neuste
laatstgenoemd
letztgenannt
zoöl.
T
laatvlieger
{de}
[Eptesicus serotinus]
Breitflügelfledermaus
{f}
chem.
drugs
genees.
lab
{het}
[verkorting van: laboratorium]
Labor
{n}
[kurz für: Laboratorium]
label
{het}
{de}
[adreskaartje]
Adressanhänger
{m}
label
{het}
{de}
[etiket]
Etikett
{n}
entom.
zoöl.
labiale palp
{de}
[Palpus labialis]
Lippentaster
{m}
labiel
labil
kled.
labojas
{de}
Laborkittel
{m}
kled.
labojas
{de}
Labormantel
{m}
laboratorium
{het}
Labor
{n}
laboratorium
{het}
Laboratorium
{n}
kled.
laboratoriumjas
{de}
Laborkittel
{m}
kled.
laboratoriumjas
{de}
Labormantel
{m}
geogr.
Labradorzee
{de}
Labradorsee
{f}
labyrint
{het}
Irrgarten
{m}
labyrint
{het}
Labyrinth
{n}
lach
{de}
Lachen
{n}
lachbui
{de}
Lachkrampf
{m}
lachen
lachen
lachen
{het}
Lachen
{n}
lachen als een boer die kiespijn heeft
[idioom]
gute Miene zum bösen Spiel machen
[Redewendung]
lachen om iets
über etw. lachen
myth.
Lachesis
{de}
Lachesis
{f}
lachgas
{het}
[N2O]
Lachgas
{n}
lachspiegel
{de}
Zerrspiegel
{m}
vogelk.
T
lachstern
{de}
[Gelochelidon nilotica, vroeger: Sterna nilotica]
Lachseeschwalbe
{f}
vogelk.
T
lachvalk
{de}
[Herpetotheres cachinnans]
Lachfalke
{m}
vogelk.
T
lachvogel
{de}
[Dacelo novaeguineae]
Jägerliest
{m}
[Eisvogelart]
vogelk.
T
lachvogel
{de}
[Dacelo novaeguineae]
Lachender Hans
{m}
[Eisvogelart]
lachwekkend
[belachelijk]
lachhaft
lachwekkend
[belachelijk]
lächerlich
lachwekkend
[het lachen opwekkend]
zum Lachen
«
zurück
|
weiter
»
Seite 1 von 22 für den Buchstaben
L
im Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch
⇄
Neue Wörterbuch-Abfrage: Einfach jetzt tippen!
Impressum
© dict.cc 2023