Seite 1 von 7 für den Buchstaben U im Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch
u
Sie
u [BN] [omg.] [jou]
dich
U bent abuis.
Sie irren sich.
u zelf
Sie selbst
überhaupt
überhaupt
übermensch {de}
Übermensch {m}filos.
ufoloog {de}
Ufologe {m}
Uganda {het}
Uganda {n}geogr.
ui {de} [Allium cepa]
Zwiebel {f} [österr. und bayer. ugs. {m}]bot.gastr.T
uien {mv}
Zwiebeln {pl}
uiengeur {de}
Zwiebelgeruch {m}
uiensaus {de}
Zwiebelsauce {f}gastr.
Zwiebelsoße {f}gastr.
uiensnijder {de}
Zwiebelschneider {m}gastr.werkt.
uiensoep {de}
Zwiebelsuppe {f}gastr.
uier {de}
Euter {n}zoöl.
uiers {mv}
Euter {pl}zoöl.
uil {de}
Eule {f}vogelk.T
uit
aus
aus ... (heraus)
uit alle macht
mit aller Macht
uit de aard der zaak
aus der Natur der Sache
uit de hand lopen
außer Kontrolle geraten
uit de hand lopen [idioom]
aus dem Ruder laufen [Idiom]
uit de kast komen (als iem./iets)
sich outen (als jd./etw.)
uit de kerk treden
aus der Kirche austretenrelig.
uit de weg ruimen
aus dem Weg räumen
beseitigen
uit den aard slaan
aus der Art schlagenzeg.
uit den boze zijn
von Übel sein [schlecht sein]
uit eigen beweging
aus eigener Initiative
von sich aus
uit elkaar halen
trennen
uit elkaar spatten
platzen
zerplatzen
uit ervaring spreken
aus Erfahrung sprechen
uit eten
auswärts essen
uit eten gaan
essen gehen
uit het coma bijkomen
aus dem Koma erwachengenees.
Uit het dagboek van een slak
Aus dem Tagebuch einer Schnecke [Günter Grass]lit.F
uit het oog verliezen
aus den Augen verlierenzeg.
Uit het oog, uit het hart.
Aus den Augen, aus dem Sinn.spreekw.
uit hoofde van
gemäß
uit iemands aangezicht gesneden zijn
jdm. wie aus dem Gesicht geschnitten seinzeg.
uit iets voortvloeien
auf etw. zurückzuführen sein
aus etw.Dat. resultieren
aus etw. folgen
aus etw. hervorgehen
sich aus etw. ergeben
uit kostenoverwegingen
aus Kostengründen
uit privacyoverwegingen
aus Datenschutzgründen
uit spelen
auswärts spielensport
uit zijn nek lullen [pej.]
dumm daherreden [pej.]
uitademen
ausatmen
uitbarsten
ausbrechen
uitbarsting {de}
Ausbruch {m} [Eruption]
Eruption {f}
uitbarstingen {mv}
Ausbrüche {pl}
uitbater {de} [exploitant]
Inhaber {m}
uitbater {de} [zetbaas]
Geschäftsführer {m}
uitbating {de} [BN]
Betreiben {n}
Betrieb {m} [Betreiben]
uitbesteden
in Auftrag gebenhandel
uitbetalen
ausbezahlen
auszahlen
uitblijven
ausbleiben
uitblinken
sich auszeichnen
sich hervortun
uitbouw {de}
Ausbau {m} [Erweiterung]
uitbouwen
ausbauen
uitbraak {de}
Ausbruch {m} [Flucht]
uitbraken {mv}
Ausbrüche {pl}
uitbranden
ausbrennen
uitbrander {de}
Rüffel {m} [ugs.]
uitbreidbaar
erweiterbar
uitbreiden
ausbreiten
ausdehnen
erweitern
uitbreiding {de}
Ausbreitung {f}
Ausdehnung {f}
Erweiterung {f}
uitbreiding {de} van zaken
Geschäftsausdehnung {f}econ.fin.
Geschäftserweiterung {f}econ.fin.
uitbreidings­niveau {het}
Ausbaustufe {f}
uitbreidings­pakket {het}
Add-on {n}comput.
uitbreken
aufflammen [gewaltig losbrechen]
ausbrechen
uitbrengen
herausbringen
uitbroeden
ausbrüten
uitbuiting {de}
Ausbeutung {f}
uitbundig
ausgelassen
stürmisch
überschwänglich
uitchecken
auschecken
uitchecktijd {de}
Auscheckzeit {f} [ugs.]
Check-out-Zeit {f}
uitdagen
herausfordern
uitdagend
herausfordernd
uitdager {de}
Herausforderer {m}
uitdaging {de}
Herausforderung {f}
uSie
u [BN] [omg.] [jou]dich
U bent abuis.Sie irren sich.
u zelfSie selbst
überhauptüberhaupt
filos.
übermensch {de}
Übermensch {m}
ufoloog {de}Ufologe {m}
geogr.
Uganda {het}
Uganda {n}
bot.gastr.T
ui {de} [Allium cepa]
Zwiebel {f} [österr. und bayer. ugs. {m}]
uien {mv}Zwiebeln {pl}
uiengeur {de}Zwiebelgeruch {m}
gastr.
uiensaus {de}
Zwiebelsauce {f}
gastr.
uiensaus {de}
Zwiebelsoße {f}
gastr.werkt.
uiensnijder {de}
Zwiebelschneider {m}
gastr.
uiensoep {de}
Zwiebelsuppe {f}
zoöl.
uier {de}
Euter {n}
zoöl.
uiers {mv}
Euter {pl}
vogelk.T
uil {de}
Eule {f}
uitaus
uitaus ... (heraus)
uit alle machtmit aller Macht
uit de aard der zaakaus der Natur der Sache
uit de hand lopenaußer Kontrolle geraten
uit de hand lopen [idioom]aus dem Ruder laufen [Idiom]
uit de kast komen (als iem./iets)sich outen (als jd./etw.)
relig.
uit de kerk treden
aus der Kirche austreten
uit de weg ruimenaus dem Weg räumen
uit de weg ruimenbeseitigen
zeg.
uit den aard slaan
aus der Art schlagen
uit den boze zijnvon Übel sein [schlecht sein]
uit eigen bewegingaus eigener Initiative
uit eigen bewegingvon sich aus
uit elkaar halentrennen
uit elkaar spattenplatzen
uit elkaar spattenzerplatzen
uit ervaring sprekenaus Erfahrung sprechen
uit etenauswärts essen
uit eten gaanessen gehen
genees.
uit het coma bijkomen
aus dem Koma erwachen
lit.F
Uit het dagboek van een slak
Aus dem Tagebuch einer Schnecke [Günter Grass]
zeg.
uit het oog verliezen
aus den Augen verlieren
spreekw.
Uit het oog, uit het hart.
Aus den Augen, aus dem Sinn.
uit hoofde vangemäß
zeg.
uit iemands aangezicht gesneden zijn
jdm. wie aus dem Gesicht geschnitten sein
uit iets voortvloeienauf etw. zurückzuführen sein
uit iets voortvloeienaus etw.Dat. resultieren
uit iets voortvloeienaus etw. folgen
uit iets voortvloeienaus etw. hervorgehen
uit iets voortvloeiensich aus etw. ergeben
uit kostenoverwegingenaus Kostengründen
uit privacyoverwegingenaus Datenschutzgründen
sport
uit spelen
auswärts spielen
uit zijn nek lullen [pej.]dumm daherreden [pej.]
uitademenausatmen
uitbarstenausbrechen
uitbarsting {de}Ausbruch {m} [Eruption]
uitbarsting {de}Eruption {f}
uitbarstingen {mv}Ausbrüche {pl}
uitbater {de} [exploitant]Inhaber {m}
uitbater {de} [zetbaas]Geschäftsführer {m}
uitbating {de} [BN]Betreiben {n}
uitbating {de} [BN]Betrieb {m} [Betreiben]
handel
uitbesteden
in Auftrag geben
uitbetalenausbezahlen
uitbetalenauszahlen
uitblijvenausbleiben
uitblinkensich auszeichnen
uitblinkensich hervortun
uitbouw {de}Ausbau {m} [Erweiterung]
uitbouwenausbauen
uitbraak {de}Ausbruch {m} [Flucht]
uitbraken {mv}Ausbrüche {pl}
uitbrandenausbrennen
uitbrander {de}Rüffel {m} [ugs.]
uitbreidbaarerweiterbar
uitbreidenausbreiten
uitbreidenausdehnen
uitbreidenerweitern
uitbreiding {de}Ausbreitung {f}
uitbreiding {de}Ausdehnung {f}
uitbreiding {de}Erweiterung {f}
econ.fin.
uitbreiding {de} van zaken
Geschäftsausdehnung {f}
econ.fin.
uitbreiding {de} van zaken
Geschäftserweiterung {f}
uitbreidings­niveau {het}Ausbaustufe {f}
comput.
uitbreidings­pakket {het}
Add-on {n}
uitbrekenaufflammen [gewaltig losbrechen]
uitbrekenausbrechen
uitbrengenherausbringen
uitbroedenausbrüten
uitbuiting {de}Ausbeutung {f}
uitbundigausgelassen
uitbundigstürmisch
uitbundigüberschwänglich
uitcheckenauschecken
uitchecktijd {de}Auscheckzeit {f} [ugs.]
uitchecktijd {de}Check-out-Zeit {f}
uitdagenherausfordern
uitdagendherausfordernd
uitdager {de}Herausforderer {m}
uitdaging {de}Herausforderung {f}
Seite 1 von 7 für den Buchstaben U im Niederländisch-Deutsch-Wörterbuch
Neue Wörterbuch-Abfrage: Einfach jetzt tippen!
Impressum © dict.cc 2024