Werbung
 Übersetzung für 'familiebezit' von Niederländisch nach Deutsch
NOUN   het familiebezit | de familiebezitten [zelden]
familiebezit {het}Familienbesitz {m}
in familiebezit zijn {verb}in Familienbesitz sein
2 Übersetzungen
Neue Wörterbuch-Abfrage: Einfach jetzt tippen!

Anwendungsbeispiele Niederländisch
  • Lamoraals zoon Floris zou het familiebezit vermeerderen door de aankoop van het prinsdom Amblise.
  • Sinds 1882 was hij eigenaar van het Huis Maarsbergen, dat sindsdien in familiebezit is gebleven.
  • Het bedrijf is anno 2022 nog steeds in familiebezit.
  • De brouwerij werd op 6 september 1888 opgericht door vijf inwoners van Flensburg. Tegenwoordig is de brouwerij grotendeels nog in familiebezit.
  • Die Mayersche Buchhandlung is een in 1817 in Aken opgerichte keten van boekhandels in Duitsland. De keten werd opgericht door Jacob Anton Mayer en is in familiebezit.

  • Het schilderij bleef familiebezit, tot het in 1960 vanuit de nalatenschap van Lizzy Ansingh werd geveild, vervolgens werd gekocht door haar zwager Bart Peizel en geschonken aan Museum De Lakenhal.
  • Het bedrijf, dat al generaties familiebezit is, wordt momenteel door Patrick en Joël Diligent geleid.
  • Het bedrijf is als een van de weinige champagnehuizen familiebezit gebleven. Het wordt nu door de zesde generatie van de familie Roland-Billecart geleid.
  • Het champagnehuis is familiebezit en kan 45 procent van de benodigde druiven zelf oogsten. De rest wordt bij de boeren in de Champagne ingekocht.
  • De familie houdt onder auspiciën van de familiestichting iedere twee jaar een familiedag sinds 1726, op het sinds 1694 in familiebezit zijnde slot Gartow.

  • Het hotel, dat nog in familiebezit was, werd in 2020 failliet verklaard. Wanbeheer, de aanleg van een voetgangerszone, de aanslagen in Brussel en uiteindelijk de Coronacrisis gaven de doodsteek.
  • In 1990 werd het stationsgebouw gekocht door particulieren, waardoor het in Nederlands familiebezit kwam.
  • In 1882 kocht Karel Antonie Godin de Beaufort het huis, dat sindsdien familiebezit is gebleven. De bekendste bewoner was de autocoureur Carel Godin de Beaufort.
  • De prins eiste in 2014 Huis Doorn van de Nederlandse staat op als familiebezit, hetgeen niet werd gehonoreerd.
  • Onder de nakomelingen van Gerulf groeide het familiebezit verder. Het graafschap West-Frisia werd vanaf de twaalfde eeuw 'Holland' genoemd.

  • Zijn oom Welf III had het familiebezit in Zwaben en Beieren bij testament nagelaten aan het familieklooster van Altdorf.
Werbung
© dict.cc Dutch-German dictionary 2024
Enthält Übersetzungen von der TU Chemnitz sowie aus Mr Honey's Business Dictionary (nur Englisch/Deutsch).
Links auf das Wörterbuch oder auch auf einzelne Übersetzungen sind immer herzlich willkommen!