Übersetzung für 'gezinswagen' von Niederländisch nach Deutsch

gezinswagen {de}

Familienauto {n}auto

Familienwagen {m}auto

Familienkutsche {f} [ugs.] [hum.] [Familienauto]auto

• De Volkswagen Golf is een compacte gezinswagen die nu reeds een legendarische status geniet.
• Bij een gezinswagen is dat belangrijk: hoe lager het koppel, hoe moeilijker het wegrijden (slippende koppeling) of het trekken van een caravan wordt.
• De afwerking werd beoordeeld als keurig en als kleine gezinswagen was de Daihatsu een goede propositie.
• Frank heeft intussen met spijt in het hart zijn rallyauto verkocht en een gezinswagen gekocht bij Jerry.
• De Opel Ascona is een gezinswagen van de autofabrikant Opel uit de jaren zeventig. De auto is vernoemd naar de Zwitserse plaats Ascona.

• Het model verving voor modeljaar 1981 de Dodge Aspen als de compacte gezinswagen en tot 1989 werden bijna 1 miljoen exemplaren verkocht.
• Voor een betrekkelijk lage prijs was het een sportieve gezinswagen.
• In 1967 was het zeer ongebruikelijk om een dergelijke motor in een betaalbare gezinswagen te plaatsen.
• De Ford Escort is een compacte gezinswagen, die in januari 1968 op het Autosalon van Brussel voorgesteld werd.
• Hij kocht eerst samen met Bieke een grotere gezinswagen, maar vond dan een rood 'Bolleke' langs de weg en kwam daarmee naar huis, tot grote ergernis van Bieke.

• De Alfa Romeo 1900 werd verkocht als "de gezinswagen die races wint".